Examples of using "Pénzem" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb geld.
Ik heb geen geld.
Ik heb genoeg geld.
Ik heb wat geld.
Ik heb niet veel geld.
Geef me mijn geld terug!
Ik heb weinig geld.
Ik heb niet veel geld.
- Ik ben mijn geld vergeten.
- Ik vergat mijn geld.
Mijn geld is op.
Ik heb weinig geld.
- Ik heb geen geld vandaag.
- Vandaag zit ik zonder geld.
- Vandaag heb ik geen geld.
- Ik ben stomdroken.
- Ik barst van het geld.
Ik heb niet genoeg geld.
- Ik heb geen geld bij.
- Ik heb geen geld bij me.
Waar is mijn geld?
Geef me mijn geld terug!
Ik heb geen geld, maar ik heb dromen.
Iemand heeft al mijn geld gestolen.
Ik heb geen geld, maar ook geen vrienden.
Morgen is het betaaldag.
Ik heb meer geld dan Tom.
Ik heb niet zo veel geld als ge denkt.
Ik heb niet genoeg geld voor het ogenblik.
Soms zit ik zonder geld.
Ik heb tijd noch geld.
Ik heb niet zo veel geld als ge denkt.
Ik heb niet zo veel geld als ge denkt.
Ik heb niet zo veel geld als ge denkt.
Ik weet niet of ik genoeg geld heb.
Ik heb een paar duiten op zak deze maand.
Als ik geld had zou ik een computer kopen.
Mijn geld is op.
Ik heb niet genoeg geld om alles wat we nodig hebben te kopen.
Als ik geld had zou ik een computer kopen.
- Ik zou naar de bergen gegaan zijn, als ik geld had gehad.
- Ik was naar de bergen gegaan, als ik geld had gehad.
Ik gaf de bedelaar al het geld dat ik had.
Ik weet niet of ik genoeg geld heb.
Ik heb veel geld en genoeg tijd om het te gebruiken.
Ik heb geen geld.
Hé, ik mag dan geen geld hebben, maar ik heb nog wel mijn trots.
Maar ik heb geen geld.
Tom is gewoon op mijn geld uit.
Ik zou graag met je mee willen gaan, maar ik ben platzak.
Ik zou nooit zo'n bedrag kunnen hebben. Dat kan ik niet hebben. Ik zou het meteen uitgeven.