Examples of using "Lány" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een meisje.
- Beide meisjes lachten.
- Beide meisjes hebben gelachen.
Het meisje is eenzaam.
- Ze is moedig voor een meisje.
- Voor een meisje is ze moedig.
Is het een jongen of een meisje?
Een meisje belde me op.
Het arme meisje werd blind.
Het meisje springt.
Wat voor een stout meisje!
Ze hebben tweelingdochters.
Maria is een erg knappe meid.
Ze is inderdaad een lief meisje.
Het meisje eet brood.
Een meisje belde me op.
Dat komt doordat je een meisje bent.
Ze is een blond meisje.
Het meisje is Iers.
Dat meisje is Mary.
Het jonge meisje is aan het zingen.
Mary is een heel verlegen meisje.
Het meisje zag het ook.
Ze ging naar huis.
Wie is dat meisje?
Ze is de moeder van drie dochters.
Het meisje gelooft nog steeds in de kerstman.
- Het meisje heeft schrik van honden.
- Het meisje is bang voor honden.
Het meisje zag er zo bleek uit.
Het meisje waste haar haar.
Het meisje houdt van paarden.
Hij is een jongen, zij is een meisje.
Alle meisjes houden van Tom.
Tom heeft een halfzus.
Je bent een zeer mooi meisje.
Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
die het meisje waar ik haar van kocht me had beloofd.
Belle Gibson was een gelukkige jonge Australische.
Het meisje met blauwe ogen is Jane.
Het meisje is klein voor haar leeftijd.
Hoewel ze een meisje is, is ze dapper.
Elena is het grootste meisje van de klas.
Wie is het meisje in de roze jurk?
Hoeveel meisjes staan er op die foto?
Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
Het meisje dat met Tom spreekt, is Mary.
Ik ben niet zeker of het een jongen of een meisje is.
gingen twee groepen meisjes de straat op om te protesteren in Minsk,
Ja, ooit was ze een heel schuchter meisje.
Ik ken geen van beide meisjes.
Ze is net zo mooi als haar moeder.
Of ik een jongen of een meisje ben? Wie maakt dat wat uit?
Ze gedroeg zich niet als een normaal meisje.
Ze is nog een meisje.
- Hij weet zelfs niet of hij een jongen is of een meisje;
- Hij weet zelfs niet of het een jongen of een meisje is.
Tom wist niet wie het meisje was.
Zij stapte in de auto en reed weg.
Bij ons op school zijn er meer meisjes dan jongens.
We hebben een nieuwe buurvrouw.
Zij is mijn klasgenoot.
Je gelooft het misschien niet maar dat meisje is twee jaar.
De jongedame gaf de man die haar in haar billen geknepen had een klap.
Het meisje heeft schrik van honden.
Het meisje heeft schrik van honden.
Het jonge meisje verliet het huis zonder ook maar iets te zeggen.
Het meisje begon te wenen.
Toen het meisje de kamer binnen kwam, lachten enkele jongens haar uit om haar klein hoedje.
Dat meisje lijkt wel een jongen.
De eerste vrouw, die Esperanto als moedertaal sprak, werd in 1904 geboren; vandaag zijn er meerdere duizenden Esperanto-moedertaalsprekers.