Examples of using "Idő" in a sentence and their dutch translations:
Het is tijd.
De tijd vliegt.
Is het tijd?
- Het is mooi weer.
- Het weer is mooi.
- Het weer is prachtig.
De tijd dringt.
De tijd is om.
Het is een kwestie van tijd.
De tijd vloog voorbij.
De tijd vliegt.
- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.
Hoe is het weer?
De tijd vliegt.
Hoe laat is het nu?
Hoe is het weer vandaag?
Vandaag is het mooi weer.
Tien jaar is een lange tijd.
Het weer was gisteren zonnig.
Het wordt kouder.
Hoe laat is het nu?
Er is geen tijd om te rouwen.
De tijd vliegt.
- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.
Tijd is geld.
Hoe is het weer?
Is het regenachtig?
Hoe laat is het?
Het was ijskoud!
Het is stormachtig.
Ik vraag me af hoe laat het is.
Het weer verslechterde.
- Het is mooi weer.
- Het weer is mooi.
Hoelang duurt dat?
De tijd is om.
- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.
- Het is bijna tijd.
Weet jij hoe laat het is?
- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.
- De tijd is snel voorbij gegaan.
- De tijd zal het zeggen.
- De tijd zal het uitwijzen.
- De tijd zal het leren.
Het weer zal vanmiddag mooi zijn.
en meer dan genoeg tijd.
is het gedeelte van de tijd besteed aan huishouden
We kwamen erachter...
Twintig jaar is een lange tijd.
Tien jaar, dat is lang.
Vandaag is het mooi weer.
Het is verschrikkelijk weer vandaag.
Het wordt kouder.
De tijd dringt.
- Ze praatte de hele tijd.
- Ze sprak de hele tijd.
- Vandaag is het zonnig.
- Vandaag schijnt de zon.
Wat een prachtig weer.
De tijd heelt alle wonden.
- Tijd verstrijkt snel.
- De tijd vliegt voorbij.
De tijd vliegt voorbij.
Excuseer me. Hoe laat is het?
Het is winderig vandaag.
- Het is mooi weer vandaag.
- Het is lekker weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.
De tijd vliegt voorbij.
Het is typisch herfstweer.
Hoe is het weer vandaag?
Het is lekker weer vandaag.
Het is typisch herfstweer.
want door alle tijd te nemen
- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.
De tijd heelt alle wonden.
Een miskraam hebben betekent te vroeg baren.
Hij kwam, ondanks het slechte weer.
- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.
Slecht weer is geen hinderpaal.
- Ondertussen raakt de tijd op.
- Ondertussen is er niet veel tijd meer.
Tijd is het beste medicijn.
Gelukkig was het weer mooi.
April doet wat hij wil.
- Ik was de hele tijd nerveus.
- Ik was de hele tijd zenuwachtig.
Het weer werd plots warmer.
De tijd staat niet stil.
Goed werk heeft tijd nodig.
Het verstand komt met de jaren.
De tijd is gekomen om samen te werken.
Waar ben je al die tijd geweest?
- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.
Hoe lang duurt het om het station te bereiken?
Tijd brengt raad.
met de tijd verstrooid tegen de muur.