Examples of using "Elmentek" in a sentence and their dutch translations:
- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.
- Zijn ze weg?
- Zijn ze weggegaan?
- Ze zijn gaan surfen.
- Ze gingen surfen.
Ze gingen naar Ibiza.
Zijn ze weggegaan?
- Ze gingen naar het strand.
- Ze zijn naar het strand gegaan.
Ze gingen er allemaal naartoe.
Ze gaan naar het stadion.
Ze gingen lunchen in een duur restaurant.
Zij en haar man gingen daarnaartoe en regelden een obligatie-uitgifte
Ben je kwaad?
Jullie zijn idioten.
- Die vent is helemaal gestoord!
- Die kerel is knettergek!
- Die gozer is compleet geschift!
- Die vent is helemaal kierewiet!
- Die kerel is compleet getikt!
- Er zit een schroefje los bij die vent!
- Die gast is niet goed bij zijn hoofd!
- Die vent ziet ze vliegen!
- Hij ziet ze vliegen.
- Je bent gestoord!
- U bent gestoord!
- Jullie zijn gestoord!
Later, toen ze weg waren gegaan, was er geen levende ziel meer te bekennen op de kade, de stad met zijn cipressen leek totaal uitgestorven, maar de zee bruiste nog en sloeg tegen de kust.