Examples of using "Nálad" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je een condoom?
- Heb je condooms?
- Hebt u condooms?
Hij is sterker dan u.
Ik ben ouder dan jij.
Ik ben groter dan jij.
- Ik ben slimmer dan jij.
- Ik ben slimmer dan u.
- Ik ben slimmer dan jullie.
- Ik ben kleiner dan jij.
- Ik ben kleiner dan jullie.
- Ik ben kleiner dan u.
Jij serveert.
Ze is twee jaar ouder dan jij.
Heb je veel geld bij je?
Heb je een potlood?
Dit is de laatste keer dat ik hem bij u zie.
Over een uur kom ik bij je.
Heb je een kaartje?
Ik ben bij je. Nu is alles in orde.
- Heb je plakband?
- Heb je kleefband?
- Heb je een potlood?
- Hebben jullie een potlood?
Hij is niet dommer dan jij.
Ben je kwaad?
Werkt je hoofdlettertoets niet meer?
Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?
- Heeft u een aansteker?
- Heb je een aansteker?
Heb je een kam?
Ik ben iets groter dan gij.
- En u?
- En jij?
- En jullie?