Examples of using "Autója" in a sentence and their dutch translations:
Tom heeft een auto.
Welke auto is van je vader?
Hij heeft een auto.
Hij heeft twee auto's.
Tom heeft een auto.
Heeft Tom een auto?
Toms auto heeft 100 paardenkrachten.
- Dit is zijn auto.
- Deze auto is van hem.
Tom heeft een nieuwe auto.
Tom heeft drie auto's.
- De vrouwtjes kleven aan zijn auto.
- Zijn auto trekt de vrouwtjes aan.
Tom heeft een blauwe auto.
Tom heeft een zwarte auto.
Welke auto is van Tom?
Dit is Toms auto.
De auto van mijn vader is nieuw.
De auto van mijn oom is sneller dan de mijne.
Mijn vader heeft dezelfde auto als de heer Kimura.
Ik vind je auto leuk.
Zijn auto is niet hier, dus moet hij wel vertrokken zijn.
Waar is de auto van Tom?
U heeft een auto, toch?