Examples of using "állt" in a sentence and their dutch translations:
Hij stond.
Hij was in de rij.
Hij stond achter mij.
Iedereen stond.
Hij stond voor me.
Wie stond er?
Wie stopte?
Tom stond op zijn kop.
Frankrijk voerde oorlog met Rusland.
Hij stond tot zijn enkels in het water.
Het huis stond in brand.
Niemand ging staan.
Hij was boven alle verdenking verheven.
Hij stond daar en keek naar Tom.
die enorme beproevingen heeft doorstaan
zag ik dat hij zo werd omschreven:
Er is iets veranderd.
Wanneer heeft het gestopt met regenen?
Tom viel bijna flauw.
De baby kon geboren worden.
De koningin stond naast de koning.
Tom stond op het perron in metrostation Westminster.
Op de top van de berg stond een toren.
Op het document stond zijn handtekening.
Er stond een grote boom voor mijn huis.
Waarom is de bus niet gestopt?
- Ik weet dat hier een grote kerk stond.
- Ik weet dat hier een grote kerk was.
Een uur geleden stopte het met sneeuwen.
Zoals Maidan. -Wie steunde hen? Rechts.
Er stond vroeger een grote kersenboom achter mijn huis.
Hij heeft altijd de zwakken gesteund tegen de sterken.
Na de orkaan was hun huis een wrak.
- Ze praatte de hele tijd.
- Ze sprak de hele tijd.
Maar toen ik hem sprak, werd het bijna in beslag genomen.
- In de kamer stond een piano, maar er was niemand die erop speelde.
- Er was een piano in de kamer, maar niemand speelde erop.
Mijn huis was aan het branden.
Ze bleef praten.
De hele stad stond onder water.
Onze tuin stond vol onkruid.