Examples of using "Zurückgekehrt" in a sentence and their dutch translations:
De studenten zijn teruggekeerd.
Hij is naar Japan teruggekeerd.
Hij is teruggekomen uit China.
Tom is teruggekeerd uit Boston.
Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?
Hij is uit vakantie teruggekeerd.
Ze keerden nooit terug naar hun land.
Hij kwam gisteren terug uit het buitenland.
De ouders van Maria zijn nog niet terug thuis.
Ze keerde terug naar Japan.
Hij keerde uit Canada terug.
- Is Tom teruggegaan?
- Is Tom al terug?
Hij is teruggekomen uit China.
Lincoln keerde terug naar Washington.
De ambassadeur keerde terug.
Hij kwam gisteren terug uit het buitenland.
Ze keerden nooit terug naar hun land.
- Ik ben teruggegaan naar Japan.
- Ik keerde naar Japan terug.
Hij is teruggekomen uit China.
- Ik ben teruggegaan naar Japan.
- Ik ging terug naar Japan.
- Ik ben naar Japan teruggegaan.
Ze kan niet in dit hotel zijn, aangezien ze is teruggekeerd naar Canada.
- Tom is nog niet teruggekomen.
- Tom is nog niet terug.
Voor het eerst in tien jaar ben ik teruggekomen naar mijn thuisstad.