Examples of using "Zahnschmerzen" in a sentence and their dutch translations:
Gisteren had ik tandpijn.
Tom heeft kiespijn.
- Heb je kiespijn?
- Heeft u tandpijn?
- Heeft u last van tandpijn?
- Ik heb kiespijn.
- Ik heb tandpijn.
Mijn tand doet geweldig veel pijn.
Gisteren had ik tandpijn.
Mijn zoon heeft kiespijn.
Heb je nog tandpijn?
Heb je kiespijn?
Ik heb tandpijn.
Ik had de hele dag tandpijn.
Ik kon niet slapen door mijn tandpijn.
Mijn tand doet pijn.
Ik heb tandpijn en wil naar de tandarts gaan.