Examples of using "Wandern" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben gaan wandelen.
- Ik ging wandelen.
Mijn opa houdt van wandelen.
Veel mensen dwalen doelloos door het leven.
- Wandelt u?
- Gaat u op trektocht?
Elke nacht patrouilleren ze in hun leefgebied.
Zijn jullie allemaal klaar om te gaan wandelen?
We zijn van plan morgen te gaan wandelen.
Ik hou ervan om in de bergen rond te trekken.
Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.
De ogen zijn de vensters van de ziel.
Mijn opa houdt van wandelen.
Soms is het te heet om te wandelen.
"Hoeveel tijd is er nodig om te voet naar Wenen te gaan?" "Excuseer, ik ben niet van hier."