Examples of using "Vertrauen" in a sentence and their dutch translations:
Vertrouwen wekt vertrouwen.
Heb vertrouwen.
Heb vertrouwen!
Vertrouwt u haar?
We vertrouwen hem.
Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
Het wordt vertrouwd door zijn gebruikers ...
Zijn ouders vertrouwen hem.
Wij vertrouwen op God.
Kan ik ze vertrouwen?
Kan men hem vertrouwen?
- Je kan op hem vertrouwen.
- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.
Zij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
We moeten hen vertrouwen.
Vriendschap vereist wederzijds vertrouwen.
- Je kan op hem rekenen.
- Hij is te vertrouwen.
Kan ik hem vertrouwen?
Kunnen we u vertrouwen?
Normaal gesproken vertrouwen kinderen hun ouders.
Je kan hem niet vertrouwen.
Vertrouwen wordt verdiend.
Ik kan hem niet vertrouwen.
Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
We hebben geen vertrouwen in de regering.
Men kan politici niet vertrouwen.
- Kom op, vertrouw me.
- Kom op, vertrouw me maar.
Gokken we op deze lijn?
Onze samenleving is afhankelijk van vertrouwen:
Ik geloof dat hij te vertrouwen is.
Ik had je niet moeten vertrouwen.
Ik kan hem niet langer vertrouwen.
Ik vertrouw helemaal niemand.
We vertrouwen hem.
Hij had iets dat ik niet had: geloof.
We zitten nu vast aan het dodemansanker.
En het is aan ons een manier te vinden om vertrouwen terug op te bouwen,
Ze hebben het volste vertrouwen in hun leider.
Ik wist dat ik je kon vertrouwen.
U weet dat u me kunt vertrouwen.
Vertrouw me.
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.
Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.
Vertrouw hem niet.
Vertrouw Tom.
Je moet iemand niet te snel vertrouwen.
Tom is het soort man dat je kunt vertrouwen.
Zo’n man kan men niet vertrouwen.
Ik heb nooit vertrouwen in deze affaire gehad.
met het vertrouwen dat uit zijn blikken flitste.
Hij is een betrouwbaar persoon.
Jullie hoeven niets anders te doen, dan op elkaar te vertrouwen.
- Kom op, vertrouw me.
- Kom op, vertrouw me maar.
Mensen verloren het vertrouwen in banken.
Tom vertrouwt Maria.
Hij heeft iets wat ik niet heb: zelfvertrouwen.
Ik heb een groot vertrouwen in de dokter.
Het had een ongelooflijke interactie en vertrouwen kunnen opleveren.
Ik denk dat je die man niet kan vertrouwen.
Het enige wat jullie kunnen doen, is elkaar vertrouwen.
- Vertrouw je haar?
- Vertrouwt u haar?
- Vertrouwen jullie haar?
Vriendschap zonder vertrouwen is als een bloem zonder geur.
- Men kan hem niet vertrouwen.
- Je kan hem niet vertrouwen.
Ik kan niemand meer geloven.
Moge het lot dat je overkomt je vertrouwen niet vernietigen.
Door de val van het kabinet is het consumentenvertrouwen sterk aangetast.
Vertrouw je hem nog steeds?
Het ontbrak hem aan het vertrouwen voor het opperbevel, maar onder toezicht van de keizer
Hij is een betrouwbaar persoon.