Examples of using "Tourist" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben toerist.
Ik ben toerist.
Ik ben ook een toerist.
Ik ben geen toerist.
Ik ben hier als toerist.
Ik ben ook een toerist.
Tom ziet er als een typische Amerikaanse toerist uit.
Stop met foto’s maken. Je lijkt wel een toerist.
Buitenlanders zijn vermakelijk.
“Je lijkt wel een toerist”. “Maar ik ben een toerist!”