Examples of using "Teig" in a sentence and their dutch translations:
Oma streute Mehl auf das Nudelholz, damit der Teig nicht daran kleben blieb.
- Oma strooide bloem op de deegrol, zodat het deeg er niet zou aankleven. - Oma besprenkelde bloem op de deegroller zodat het deeg er niet aan zou kleven.