Translation of "Schreiben" in Dutch

Sie schreiben.

Ze schrijven.

Wir schreiben.

- We zijn aan het schrijven.
- Wij schrijven.

Dichter schreiben Gedichte.

Dichters schrijven gedichten.

Kannst du schreiben?

Kunt u schrijven?

- Vergiss nicht, uns zu schreiben!
- Vergesst nicht, uns zu schreiben!
- Vergessen Sie nicht, uns zu schreiben!

Vergeet niet om ons te schrijven!

- Ich will ein Buch schreiben.
- Ich möchte ein Buch schreiben.

Ik wil een boek schrijven.

- Sie sollten ein Buch schreiben!
- Du solltest ein Buch schreiben!

Je zou een boek moeten schrijven!

Können Sie Maschine schreiben?

- Kunt u machineschrijven?
- Kunt u typen?

Fang an zu schreiben.

Begin met schrijven.

Ich kann nicht schreiben.

Ik kan niet schrijven.

Was soll ich schreiben?

Wat moet ik schrijven?

- Sie kann weder schreiben noch lesen.
- Ich kann weder schreiben noch lesen.
- Sie kann weder lesen noch schreiben.

Ze kan niet lezen of schrijven.

- Ich brauche etwas zum Schreiben.
- Ich brauche etwas, womit ich schreiben kann.

Ik heb iets nodig om mee te schrijven.

- Ich habe keine Zeit zum Schreiben.
- Mir fehlt die Zeit zum Schreiben.

Ik heb geen tijd om te schrijven.

- Du solltest diesen Satz nochmals schreiben.
- Sie sollten diesen Satz nochmals schreiben.

Ge zoudt die zin moeten herschrijven.

- Sie kann weder schreiben noch lesen.
- Sie kann weder lesen noch schreiben.

Ze kan niet lezen of schrijven.

- Mit diesem Kugelschreiber möchte ich nicht schreiben.
- Ich möchte mit diesem Kugelschreiber nicht schreiben.
- Ich möchte nicht mit diesem Kugelschreiber schreiben.
- Schreiben möchte ich mit diesem Kugelschreiber nicht.
- Mit diesem Stift will ich nicht schreiben.

Ik wil niet schrijven met deze pen.

Ich will was zum Schreiben.

Ik wil iets om te schrijven.

Schreiben Sie bitte Ihren Namen.

Schrijf uw naam alstublieft.

Ich muss einen Brief schreiben.

Ik moet een brief schrijven.

Er wird einen Brief schreiben.

Hij zal een brief schrijven.

Muss ich einen Brief schreiben?

Moet ik een brief schrijven?

Ich will ein Buch schreiben.

Ik wil een boek schrijven.

Ich will viele Sätze schreiben.

Ik wens veel zinnen te schrijven.

Ich will einen Artikel schreiben.

Ik wil een artikel schrijven.

Ich verabscheue förmliches Schreiben zutiefst!

Ik heb een ontzettende hekel aan een formele schrijfstijl!

Ich brauche etwas zum Schreiben.

- Ik heb iets nodig om te schrijven.
- Ik heb iets nodig om mee te schrijven.

Wir schreiben gerade den Bericht.

We zijn het verslag aan het schrijven.

Er kann lesen und schreiben.

Hij kan lezen en schrijven.

Wir werden einen Brief schreiben.

We zullen een brief schrijven.

Ich werde einen Brief schreiben.

Ik ga een brief schrijven.

„Getrennt schreiben“ schreibt man getrennt.

„Van elkaar schrijven” schrijft men van elkaar.

Vergesst nicht, uns zu schreiben!

Vergeet niet om ons te schrijven!

Tom fing an zu schreiben.

Tom begon te schrijven.

Spickzettel schreiben ist sehr nützlich.

Spiekbriefjes schrijven is zeer nuttig.

Schreiben Sie gerade einen Brief?

Zijt ge een brief aan het schrijven?

- Ich begann das Buch zu schreiben.
- Ich habe angefangen, das Buch zu schreiben.

Ik begon het boek te schrijven.

- Korrigieren ist manchmal schwieriger als Schreiben.
- Manchmal ist das Korrigieren schwieriger als das Schreiben.

Verbeteren is soms moeilijker dan schrijven.

- Ich werde morgen einen Brief schreiben.
- Ich habe vor, morgen einen Brief zu schreiben.

Ik ga morgen een brief schrijven.

- Schreiben möchte ich mit diesem Kugelschreiber nicht.
- Mit diesem Stift will ich nicht schreiben.

Ik wil niet schrijven met deze pen.

Bitte leih mir was zu schreiben.

Geef me iets om mee te schrijven.

Er kann kaum seinen Namen schreiben.

Hij kan nauwelijks zijn naam schrijven.

Jeder kann seinen eigenen Namen schreiben.

Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.

Sie kann weder lesen noch schreiben.

Ze kan niet lezen of schrijven.

Wie viele Wörter musstest du schreiben?

Hoeveel woorden moest ge schrijven?

Schreiben Sie Ihren Namen in Großbuchstaben.

- Schrijf uw naam in hoofdletters.
- Schrijf je naam in hoofdletters.
- Schrijf jullie naam in hoofdletters.
- Schrijf jouw naam in hoofdletters.

Er kann Französisch sprechen und schreiben.

Hij kan Frans spreken en schrijven.

Ich werde morgen einen Brief schreiben.

Ik ga morgen een brief schrijven.

Er kann mit beiden Händen schreiben.

Hij kan met beide handen schrijven.

Viele Menschen schreiben über ihr Alltagsleben.

Veel mensen schrijven over hun dagelijks leven.

Ich werde dir einen Brief schreiben.

Ik zal je een brief schrijven.

Korrigieren ist manchmal schwieriger als Schreiben.

Verbeteren is soms moeilijker dan schrijven.

Alles, was wir schreiben, ist autobiographisch.

Alles wat we schrijven is autobiografisch.

Beim Fahren Textnachrichten schreiben ist gefährlich.

Sms'en onder het rijden is erg gevaarlijk.