Examples of using "Parken" in a sentence and their dutch translations:
Parkeren verboden!
Je kan hier parkeren.
U mag hier niet parkeren.
Je mag daar niet parkeren.
U mag hier niet parkeren.
Waar kan ik parkeren?
- Je kan hier parkeren.
- U kunt hier parkeren.
- Jullie kunnen hier parkeren.
U kunt hier parkeren.
Er is geen andere plek om te parkeren.
Je mag daar niet parkeren.
Mag ik hier even parkeren?
In zijn garage staan twee auto's.
Waar kunnen we de auto parkeren?
Jullie kunnen achter het hotel parkeren.
Het is niet toegestaan je auto hier te parkeren.
Tom kon achter het hotel parkeren.
Je kan je auto hier niet parkeren.
Je mag niet op de stoep parkeren.
- Ge moogt de auto niet parkeren in deze straat.
- Je mag de auto niet in deze straat parkeren.
Vertel me alstublieft waar ik mijn wagen moet parkeren.
Ik vroeg hem waar ik mijn auto kon parkeren.
Ge moogt de auto niet parkeren in deze straat.
U mag hier niet parkeren, het is een uitgang!
Je mag niet op de stoep parkeren.
Ik heb zelf ook al een paar keer parkeerboetes betaald.
Je mag niet op de stoep parkeren.
Je kan je auto hier niet parkeren.
Je mag niet op de stoep parkeren.
Het bord geeft aan dat de politie je auto wegsleept als je hier parkeert.