Translation of "Nachbarn" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Nachbarn" in a sentence and their dutch translations:

Wir sind Nachbarn.

We zijn buren.

Sie sind Nachbarn.

Zij zijn buren.

Wir waren Nachbarn.

We waren ooit buren.

- Ich kenne alle meine Nachbarn.
- Ich kenne meine Nachbarn alle.

Ik ken al mijn buren.

Auch Nachbarn kommen hinzu,

Ik ga er wat buren bij betrekken...

Er hasst seinen Nachbarn.

Hij haat zijn buurman.

Ich hasse meine Nachbarn.

Ik heb een hekel aan mijn buren.

Ich habe viele Nachbarn.

Ik heb veel buren.

Ich hasse meinen Nachbarn.

Ik heb een hekel aan mijn buurman.

- Tom und ich waren mal Nachbarn.
- Tom und ich waren Nachbarn.

Tom en ik waren buren.

Freunde, Nachbarn, Familie, meine Gemeinde:

Vrienden, buren, familie, mijn gemeenschap:

Er ist einer meiner Nachbarn.

Hij is één van mijn geburen.

Ich habe einen schwulen Nachbarn.

- Ik heb een homoseksuele buurman.
- Ik heb een homoseksuele buurvrouw.

Wer sind meine neuen Nachbarn?

Wie zijn mijn nieuwe buren?

Tom kennt seine Nachbarn nicht.

Tom kent zijn buren niet.

Er kennt seine Nachbarn nicht.

Hij kent zijn buren niet.

Ich kenne meine Nachbarn nicht.

Ik ken mijn buren niet.

Tom und ich waren Nachbarn.

Tom en ik waren buren.

Wir wohnen über unserem Nachbarn.

We wonen boven onze buurman.

Ich denke, wir sind Nachbarn.

Ik denk dat wij buren zijn.

Der Hund meines Nachbarn bellt.

De hond van mijn buurman blaft.

Wir haben einen neuen Nachbarn.

We hebben een nieuwe buurman.

Ich habe einen italienischen Nachbarn.

Ik heb een Italiaanse buurman.

- Beim Nachbarn ist das Gras immer grüner.
- Das Gras des Nachbarn ist immer grüner.

- Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.
- Het gras van je buurman is altijd groener dan het jouwe.

- Ich habe meinen Nachbarn zum Abendessen eingeladen.
- Ich habe meine Nachbarn zum Abendessen eingeladen.

Ik heb mijn buren uitgenodigd voor het avondmaal.

- Sie verstehen sich gut mit ihren Nachbarn.
- Sie haben zu ihren Nachbarn ein gutes Verhältnis.
- Sie haben eine gute Beziehung zu ihren Nachbarn.

Ze hebben een goede verhouding met hun buren.

Ihre Nachbarn werden es Ihnen danken.

Je buren zullen je dankbaar zijn.

Der Hund meines Nachbarn ist tot.

De hond van mijn buurman is dood.

- Sie sind Nachbarn.
- Sie sind Nachbarinnen.

Zij zijn buren.

Ich kann meine Nachbarn nicht ausstehen.

Ik haat mijn buren.

Des Nachbarn Katze liebt unseren Garten.

De kat van de buurman houdt van onze tuin.

- Sie haben zu ihren Nachbarn ein gutes Verhältnis.
- Sie haben eine gute Beziehung zu ihren Nachbarn.

Ze hebben een goede verhouding met hun buren.

Ich habe meinen Nachbarn zum Abendessen eingeladen.

Ik heb mijn buren voor het diner uitgenodigd.

Ich habe einen Nachbarn, der Moslem ist.

Ik heb een islamitische buurman.

Tom ist im Schwimmbecken seines Nachbarn ertrunken.

Tom is in het zwembad van zijn buur vedronken.

Einfachen Small Talk mit den Nachbarn halten?

Even alledaags bijkletsen met mijn buren?

Ich habe meine Nachbarn zum Abendessen eingeladen.

Ik heb mijn buren uitgenodigd voor het avondeten.

Mit einem potenziell fortschrittlicheren und feindlichen Nachbarn riskieren.

met potentieel meer geavanceerde en vijandige buren.

Wer einen guten Nachbarn hat, braucht keinen Zaun.

Wie een goede buur heeft, heeft geen tuinmuur nodig.

Sie haben zu ihren Nachbarn ein gutes Verhältnis.

Ze hebben een goede verhouding met hun buren.

Unsere Nachbarn waren gezwungen, ihr Haus zu verkaufen.

Onze buren waren verplicht hun huis te verkopen.

- Ich hasse meinen Nachbarn.
- Ich hasse meine Nachbarin.

Ik heb een hekel aan mijn buurman.

Wir sind auf der Straße unserem Nachbarn begegnet.

We ontmoetten onze buurman in de straat.

Sodass wir sie vor den Nachbarn geheim halten mussten

dus moesten we haar geheim houden voor de buren,

Die Nachbarn sehen, dass der Briefkasten nicht geleert ist.

De buren zien dat de brievenbus niet leeggemaakt is.

Meine Nachbarn haben mir schon erklärt, wer Björk ist.

Mijn buren hebben mij al uitgelegd wie Björk is.

- Wir haben einen neuen Nachbarn.
- Wir haben eine neue Nachbarin.

- We hebben een nieuwe buurman.
- We hebben een nieuwe buurvrouw.

Ich sah den Hund meines Nachbarn in meinem Garten herumlaufen.

Ik zag de hond van mijn buurman in de tuin lopen.

Liebe deinen Nachbarn, aber reiss den Zaun dabei nicht ein.

- Hou van je buren, maar haal het hek niet neer.
- Hou van je buren, maar trek de omheining niet af.

- Der Hund meiner Nachbarin bellt.
- Der Hund meines Nachbarn bellt.

De hond van mijn buurman blaft.

Wie sollten wir an die Fürsorge für ältere oder gefährdete Nachbarn herangehen,

Hoe zouden we ouderenzorg of mantelzorg moeten aanpakken?

Der Sohn meines Nachbarn hat heute meine Tochter in der Schule ausgelacht.

De zoon van mijn gebuur heeft vandaag op school mijn dochter uitgelachen.

- Liebe deinen Nächsten.
- Schließe deine Nachbarn in dein Herz!
- Liebe deinen Nächsten!

Heb uw naaste lief.

Während sie im Urlaub waren, haben sich ihre Nachbarn um den Hund gekümmert.

Toen ze op vakantie waren, zorgden hun buren voor de hond.

Als der Krieg mit Frankreich Nachbarn ausbrach, Mortiers Einheit an die Front geschickt wurde

Toen de oorlog uitbrak met de buren van Frankrijk, eenheid Mortier werd naar het front gestuurd

- Beim Nachbarn ist das Gras immer grüner.
- Die Kirschen in Nachbars Garten schmecken immer süßer.

Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.

- Das Land hat seinem Nachbarn den Krieg erklärt.
- Das Land erklärte seinem Nachbarland den Krieg.

Het land heeft de oorlog verklaard aan zijn buurland.

- Ich habe einen italienischen Nachbarn.
- Ich habe eine italienische Nachbarin.
- Meine Nachbarin ist Italienerin.
- Mein Nachbar ist Italiener.

- Ik heb een Italiaanse buurman.
- Ik heb een Italiaanse buurvrouw.

- Beim Nachbarn ist das Gras immer grüner.
- Das Gras auf der anderen Seite des Hügels ist immer grüner.

- Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.
- Het gras van je buurman is altijd groener dan het jouwe.

- Ich habe meinen früheren Nachbarn neulich in der Stadt getroffen.
- Ich habe meine frühere Nachbarin neulich in der Stadt getroffen.

Onlangs kwam ik mijn vroegere buurman tegen in de stad.

Die Bibel trägt uns auf, sowohl unsere Nachbarn, als auch unsere Feinde zu lieben; wahrscheinlich, weil es sich im Allgemeinen um die gleichen Personen handelt.

De Bijbel draagt ons op om onze naasten én onze vijanden lief te hebben; waarschijnlijk omdat dat in het algemeen dezelfde personen zijn.

Die Europäische Union wurde mit dem Ziel gegründet, den häufigen und blutigen Kriegen zwischen Nachbarn ein Ende zu bereiten, die ihren Höhepunkt im Zweiten Weltkrieg gefunden hatten.

De Europese integratie is begonnen om een eind te stellen aan de talrijke en bloedige oorlogen tussen buurlanden, die hun hoogtepunt kenden in de Tweede Wereldoorlog.