Examples of using "Kenne" in a sentence and their dutch translations:
Ik ken hen.
- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.
- Ik ken u niet.
- Ik ken je niet.
Ik ken je zoon.
- Ik weet een binnenweg.
- Ik ken een kortere weg.
Hier ken ik niemand.
- Ik ken jouw taal.
- Ik ken jullie taal.
Ik ken deze jongeman.
Ik ken jullie niet.
Ik ken hem.
Ken ik hem?
Ik ken hen.
Ken jezelf.
Ik ken je.
Ken ik jou?
Ken je wortels.
Ik ken niemand van hen.
- Ik ken geen van beide.
- Ik ken geen van beiden.
Ik ken de waarheid niet.
Ik ken al mijn buren.
Ik ken hem al lang.
- Ik ken zijn familie.
- Ik ken haar familie.
- Ik ken haar gezin.
Ik ken beide meisjes.
Ik ken mijn pappenheimers.
Ik ken een kortere weg.
Ik ken hem goed.
Ik ken je niet.
Ik ken Tom niet.
Ik ken de vader van Maria.
Ik ken jouw broer.
Ik ken deze jongeman.
Ik ken die meisjes.
Ik ken je vader.
Ik ken beiden.
Ik ken hem niet.
- Ik ken zijn naam.
- Ik weet zijn naam.
Ik ken deze jongeman.
Ik ken de waarheid.
Ik ken jullie vader.
Ik ken het gebied.
Ik ken het probleem.
Ik ken de regels.
- Ik ken Toms weduwe.
- Ik ken de weduwe van Tom.
Ik ken mijn zwakheden.
Ik ken haar niet.
Ik weet Toms geheim.
Ik ken haar persoonlijk.
Ik ken aardig wat Canadezen.
Ik ken je moeder.
Ik ken haar adres.
Ik ken geen Canadezen.
Ik ken u niet.
Ik ken je vriend.