Examples of using "Mieten" in a sentence and their dutch translations:
- Ik wilde een bus huren.
- Ik wilde een touringcar huren.
Je kan een boot per uur huren.
Laten we hier een fiets huren.
- Ik wilde een bus huren.
- Ik wilde een touringcar huren.
Ik moest een auto huren.
Ik moet een kamer huren.
Ik zou graag een auto willen huren.
- Ik wil graag een bus huren.
- Ik zou graag een bus huren.
Ik zou graag een bus willen huren.
Waar kan ik een auto huren?
Je kan een boot per uur huren.
Laten we hier een fiets huren.
Ik ben op zoek naar een huis dat ik kan huren.
Waar kan ik een gemeubelde kamer huren?
Het is duur om een kantoor te huren in het centrum van Boston.
- Ik kan me niet veroorloven om zo'n huis in Tokio te huren.
- Ik kan me niet veroorloven om zo'n huis te huren in Tokio.
Ze had liever een huis gehuurd dan zich met de huisaankoop zo diep in de schulden te steken.
Tijd kan nergens worden gehuurd, gekocht of anderszins verkregen. Het aanbod van tijd is volledig inelastisch. Hoe groot de vraag ook is, er kan geen groter aanbod zijn.