Translation of "Krankenwagen" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Krankenwagen" in a sentence and their dutch translations:

- Ruf einen Krankenwagen.
- Ruft einen Krankenwagen.
- Rufen Sie einen Krankenwagen.

- Bel een ziekenwagen.
- Bel een ambulance.

- Ruft einen Krankenwagen.
- Rufen Sie einen Krankenwagen.

Bel een ziekenwagen.

Ruf einen Krankenwagen.

- Bel een ziekenwagen.
- Bel een ambulance.

Ruft einen Krankenwagen.

Bel een ziekenwagen.

Wir brauchen einen Krankenwagen.

- We hebben een ambulance nodig.
- We hebben een ziekenwagen nodig.

Rufen Sie bitte einen Krankenwagen.

- Bel alstublieft een ambulance.
- Bel alstublieft een ziekenwagen.
- Belt u alstublieft een ziekenwagen.

Ich habe keinen Krankenwagen gerufen.

Ik heb geen ziekenwagen gebeld.

Die Verletzten wurden mit Krankenwagen transportiert.

De gewonden werden vervoerd met een ziekenwagen.

Soll ich vielleicht einen Krankenwagen rufen?

Zal ik een ambulance opbellen?

Möchtest du, dass ich einen Krankenwagen rufe?

Wil je dat ik een ziekenwagen bel?

- Wir brauchen einen Krankenwagen.
- Wir benötigen ein Sanitätsauto.

We hebben een ambulance nodig.

- Die Verletzten wurden mit einem Ambulanzfahrzeug transportiert.
- Die Verletzten wurden mit einem Krankenwagen transportiert.

De gewonden werden vervoerd met een ziekenwagen.