Translation of "Herum" in Dutch

- Frag herum.
- Fragen Sie herum.
- Fragt herum.

Vraag rond.

Er reist herum.

Hij reist rond.

Sie liefen herum.

Ze liepen rond.

- Alle schrien.
- Alle haben geschrien.
- Ein jeder schrie.
- Alle schrien herum.
- Alle krischen herum.
- Alle kreischten herum.

Iedereen schreeuwde.

Das geht hier herum

Dit gaat eromheen.

Killer laufen frei herum.

...lopen moordenaars los.

Um ihn herum getötet.

om hem heen gedood.

- Er hatte seine Socken verkehrt herum an.
- Er hat seine Socken verkehrt herum an.
- Er trug seine Strümpfe links herum.

Hij had zijn sokken binnenstebuiten aan.

Schau, das kommt da herum...

Dit gaat eromheen.

Tom lief im Adamskostüm herum.

Tom droeg alleen zijn adamskostuum.

- Er hatte seine Socken verkehrt herum an.
- Er trug seine Strümpfe links herum.

Hij had zijn sokken binnenstebuiten aan.

Er trug sein Hemd verkehrt herum.

Hij had zijn hemd binnenstebuiten aan.

Wir spazierten um den Teich herum.

We wandelden rondom de vijver.

Eine Maus läuft im Zimmer herum.

Er loopt een muis door de kamer.

Alles um ihn herum ist grau.

Alles rondom hem is grijs.

Du trägst deinen Pullover verkehrt herum.

Je draagt jouw trui binnenstebuiten.

Ein Kaninchen rennt im Garten herum.

Er loopt een konijn in de tuin.

Tom spielte mit seinem Essen herum.

Tom speelde met zijn eten.

Wir sitzen um den Tisch herum.

Wij zitten om de tafel.

Falsch herum zu leben spart außerdem Energie.

Hun levens ondersteboven keren bespaart nog meer energie.

Du trägst dein T-Shirt verkehrt herum.

Je draagt je T-shirt binnenstebuiten.

Ein paar Leute hingen am Eingang herum.

Sommige mensen hingen wat rond aan de ingang.

Er hat seine Socken verkehrt herum an.

- Hij heeft zijn sokken binnenstebuiten aan.
- Hij had zijn sokken binnenstebuiten aan.

Rede nicht um den heißen Brei herum!

Draai niet rond de pot.

Tom hatte seine Socken verkehrt herum an.

Tom had zijn sokken binnenstebuiten aan.

Stehe da nicht einfach herum! Komm herein!

Blijf daar niet zo staan. Kom binnen.

Seine Frau nörgelt immerzu an ihm herum.

Zijn vrouw zit voortdurend aan zijn kop te zeuren.

Viele Schmetterlinge fliegen um die Pflanzen herum.

Er vliegen veel vlinders rond de planten.

- Eine Biene summt.
- Eine Biene summt herum.

Een bij zoemt.

- Tom ist ohne Hemd.
- Tom trägt kein Hemd.
- Tom läuft hemdlos herum.
- Tom läuft ohne Hemd herum.

Tom heeft geen shirt aan.

Alles zu glauben, was du denkst -- so herum!

alles te geloven wat je denkt!

Ich binde es hier herum. 100 Prozent Baumwolle.

En ik kan hem hier omheen wikkelen. Honderd procent katoen.

Aber um Peking herum wurden alle Kohlekraftwerke abgeschaltet.

Maar ze hebben alle kolencentrales rond Beijing gesloten.

Diese dicke schwarze Katze schleicht hier öfters herum.

Deze dikke zwarte kat sluipt hier dikwijls rond.

- Er macht ständig Witze.
- Er scherzt immer herum.

Hij maakt altijd grapjes.

Sie drehen mir das Wort im Munde herum.

U verdraait mijn woorden.

Maria wollte alle um sich herum glücklich machen.

Maria wilde iedereen om haar heen gelukkig maken.

- Du drehst mir das Wort im Munde herum.
- Sie drehen mir das Wort im Munde herum.
- Du verdrehst meine Worte.

- Je verdraait mijn woorden.
- U verdraait mijn woorden.

Ich binde das Seil herum. Das kommt da rüber.

Haal het touw hieromheen. Dat daar overheen.

Herr Braun trägt immer ein Buch mit sich herum.

Meneer Brown heeft altijd een boek bij zich.

- Sie liefen herum.
- Sie liefen umher.
- Sie sind umhergelaufen.

Ze liepen rond.

Sie setzten sich zum Kartenspielen um den Tisch herum.

Ze gingen aan tafel zitten om te kaarten.

- Mein Computer spinnt herum.
- Mein Computer benimmt sich merkwürdig.

Mijn computer doet raar.

Auf den Schreibtischen standen dutzendweise Flaschen Kölnisch Wasser herum.

Op de bureaus stonden tientallen flessen eau de cologne.

Auf die Menschen und die Umstände um uns herum auszulagern.

aan mensen en omstandigheden.

Was übersehe ich alles, in der Welt um mich herum?

wat mis ik nog in de wereld om me heen?

Als ich aufwuchs, war sie über all um mich herum.

Het was overal om me heen te zien toen ik opgroeide.

Im Winter fliegen die trockenen Blätter in der Luft herum.

In de winter vliegen de droge bladeren in de lucht rond.

Zu versuchen, unseren Weg um die menschliche Erfahrung herum zu hacken.

met te proberen de menselijke ervaring te ontlopen.

Er interessiert sich nur vorübergehend für die Menschen um ihn herum."

niet meer dan een voorbijgaande interesse in de mensen om hem heen."

Sitz nicht nur vor dem Bildschirm herum. Du musst eine Entscheidung treffen.

Zit niet maar wat achter je computer je moet een belissing nemen.

Du hast das Kommando. Binden wir das Seil fest. Vielleicht hier herum?

Jij bent de baas. Laten we het touw vastmaken. Misschien hier omheen?

Sitz nicht nur vor dem Bildschirm herum, du musst eine Entscheidung treffen.

Zit daar niet maar achter je pc, 't is tijd om 'n beslissing te nemen.

Red' nicht um den heißen Brei herum; sag mir, wer schuld ist.

Draai niet om de pot. Zeg me wie schuldig is.

Jedes Mal, wenn wir zusammen sind, verschwindet die Welt um uns herum.

Elke keer dat we samen zijn, verdwijnt de wereld rondom ons.

Bucht eure Flüge frühzeitig, da diese um die Weihnachtszeit herum schnell belegt sind.

- Maak uw vliegtuigreserveringen vroeg, want rond Kerstmis raken de vliegtuigen snel volgeboekt.
- Maak je vliegtuigreserveringen vroeg, want rond Kerstmis raken de vliegtuigen snel volgeboekt.

Ich reise in die Ferne, sehe fremde Länder, mache herum wie niemals zuvor.

Ik maak verre reizen, zie vreemde landen, doe dingen die ik nooit eerder deed.

- Das Kind sprang auf das Bett.
- Das Kind sprang auf dem Bett herum.

Het kind sprong op het bed.

- Worüber denkst du nach?
- Woran denkst du?
- Was geht dir im Kopf herum.

- Waar denk je aan?
- Waar denkt u aan?
- Waarover zit je te denken?

Ohne auf die Leute um sie herum zu achten, sprachen die Jungen laut miteinander.

De jongeren spraken luid onder elkaar en letten niet op de mensen rondom hen.

- Herr Braun trägt immer ein Buch mit sich herum.
- Herr Braun hat immer ein Buch dabei.

- Mijnheer Braun heeft altijd een boek bij.
- Meneer Brown heeft altijd een boek bij zich.

Diese jungen Leute reden lautstark miteinander und nehmen absolut keine Rücksicht auf die um sie herum.

Deze jonge mensen praten luidop en houden absoluut geen rekening met de mensen om hen heen.

Während die Philosophen noch streiten, ob die Welt überhaupt existiert, geht um uns herum die Natur zugrunde.

Terwijl de filosofen nog discussiëren over de vraag of de wereld wel bestaat, gaat de natuur rondom ons verloren.

- Du hast deinen Pullover auf links an.
- Du trägst deinen Pullover verkehrt herum!
- Du trägst deinen Pullover auf links!

Je hebt je trui binnenstebuiten aan!