Translation of "Frag" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Frag" in a sentence and their dutch translations:

Frag!

Vraag!

Frag nicht.

Vraag niet.

Frag irgendwen!

- Vraagt u het eender wie.
- Vraag maar aan wie dan ook.

Frag sie.

- Vraag hen.
- Vraag het aan hen.

Frag Alex.

Vraag het aan Alex.

Frag Papa!

Vraag het aan papa!

- Frag mich was Leichteres.
- Frag mich etwas Einfacheres.

Vraag mij iets gemakkelijkers.

Frag mich morgen!

Vraag het me morgen.

Frag ruhig Tom.

Vraag maar aan Tom.

- Frag!
- Fragen Sie!

- Vraag maar!
- Vraag!

- Frag nicht.
- Frage nicht.

Vraag niet.

Bitte frag jemand anders.

Vraag alsjeblieft iemand anders.

Frag Tom noch mal!

Vraag het opnieuw aan Tom!

Frag später noch mal.

Vraag het later nog eens.

Bitte frag mich nicht danach.

Alstublieft, vraag mij daar niets over.

Frag mich das bitte nicht.

Alstublieft, vraag mij daar niets over.

- Da müssen Sie jemand anderen fragen.
- Bitte frag jemand anders.
- Frag bitte jemand anderen.

Vraag alsjeblieft iemand anders.

Frag ihn, ob er Japanisch spricht.

Vraag hem eens of hij Japans spreekt.

- Frage den Polizisten!
- Frag den Schutzmann!

Vraag het aan de politieagent.

Frag den Polizisten nach dem Weg.

Vraag de weg aan de politieagent.

Frag nicht, warum. Tu es einfach!

Vraag niet waarom. Doe het gewoon!

Frag ihn, wann der nächste Flug geht!

Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.

- Frag Tom!
- Fragen Sie Tom!
- Fragt Tom!

- Vraag het aan Tom.
- Vraag Tom.

- Frag herum.
- Fragen Sie herum.
- Fragt herum.

Vraag rond.

Frag mich nicht, dann lüg ich nicht.

- Vraag mij niet, dan lieg ik niet.
- Stel geen vragen, hoor geen leugens

- Fragen Sie einen Polizisten!
- Frag einen Polizisten!

Vraag een politieman!

- Frag mich!
- Fragt mich!
- Fragen Sie mich!

Vraag het me!

Frag ihn, ob er zu der Versammlung kommt.

Vraag hem of hij naar de vergadering komt.

Frag ihn, wo er sein Auto geparkt hat.

Vraag hem waar hij zijn auto geparkeerd heeft.

Frag Tom, ob er bereit wäre, halbtags zu arbeiten.

Vraag Tom of hij bereid is om in deeltijd te werken.

- Frag ihn doch!
- Fragt ihn doch!
- Fragen Sie ihn doch!

Waarom vraag je hem niet?

Frag sie, ob sie das Loch in deiner Jeans zunäht.

Vraag haar of ze het gat in je spijkerbroek dichtnaait.

- Bitte frag jemand anders.
- Bitte fragt jemand anders.
- Bitte fragen Sie jemand anders.
- Fragt bitte jemand anderen.
- Fragen Sie bitte jemand anderen.
- Frag bitte jemand anderen.

Vraag alsjeblieft iemand anders.

- Bitte frag jemand anders.
- Bitte fragt jemand anders.
- Bitte fragen Sie jemand anders.

Vraag alsjeblieft iemand anders.

- Frag später noch mal.
- Fragen Sie später noch mal.
- Fragt später noch mal.

Vraag het later nog eens.

- Fragen Sie ihn, wann das nächste Flugzeug geht.
- Frag ihn, wann der nächste Flug geht!

Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.

- Frag mich nicht, was das war!
- Fragen Sie mich nicht, was das war!
- Fragt mich nicht, was das war!

Vraag me niet wat dat was!