Translation of "Haar" in Dutch

- Sie hat langes Haar.
- Er hat langes Haar.

Hij had lang haar.

- Sie bürstet ihr Haar.
- Sie bürstet sich das Haar.

Ze borstelt haar haar.

Sie bürstet ihr Haar.

Ze borstelt haar haar.

Ihr Haar wird grau.

Haar haar wordt grijs.

Paul hat trockenes Haar.

Paul heeft droog haar.

Sein Haar ist lang.

Zijn haar is lang.

Er hatte graues Haar.

Hij had grijs haar.

Ich habe feuchtes Haar.

Mijn haar is nat.

Tom hat graues Haar.

Tom heeft grijs haar.

Ich habe blondes Haar.

Ik heb blond haar.

Bürste dir das Haar!

Borstel je haar.

Er hat langes Haar.

Hij had lang haar.

Er hat trockenes Haar.

Hij heeft droog haar.

Sie hat trockenes Haar.

Ze heeft droog haar.

Tom hat blondes Haar.

Tom heeft blond haar.

Ich habe dunkles Haar.

Ik heb donker haar.

Dein Haar ist fettig.

Je haar is vies.

Ich bürste mir das Haar.

Ik ben mijn haar aan het borstelen.

Ich bürstete mir das Haar.

Ik borstelde mijn haar.

Sie hat sehr kurzes Haar.

Ze heeft heel kort haar.

Toms Haar ist grau geworden.

Toms haar is grijs geworden.

Mein Haar ist so dreckig!

Mijn haar is zo vuil!

Mein Haar ist noch nass.

Mijn haar is nog nat.

Ich habe sehr langes Haar.

Ik heb heel lang haar.

Maria hat sehr langes Haar.

Maria heeft heel lang haar.

Er bürstet gerade sein Haar.

- Hij borstelt zijn haar.
- Hij is zijn haar aan het borstelen.

Das Mädchen wusch ihr Haar.

Het meisje waste haar haar.

Ihr Haar ist sehr kurz.

Haar haar is heel kort.

Mein Großvater hat schneeweißes Haar.

Mijn grootvader heeft sneeuwwit haar.

Ist das schlecht für mein Haar?

Is dat slecht voor mijn haar?

Du hast da was im Haar.

Er zit iets in jouw haar.

Meine große Schwester hat schulterlanges Haar.

Mijn grote zus heeft haar tot op haar schouders.

- Sie hat trockenes Haar.
- Sie hat trockene Haare.
- Er hat trockenes Haar.
- Er hat trockene Haare.

- Zij heeft droog haar.
- Hij heeft droog haar.

- Tom hat schwarze Haare.
- Tom hat dunkles Haar.
- Toms Haar ist schwarz.
- Toms Haare sind schwarz.

- Tom zijn haar is zwart.
- Toms haar is zwart.
- Tom heeft zwart haar.

Er hat blaue Augen und blondes Haar.

Hij heeft blauwe ogen en blond haar.

Er hat blondes Haar und blaue Augen.

Hij heeft blond haar en blauwe ogen.

Ich habe kein Haar auf meinem Kopf.

Ik heb geen haar op mijn hoofd.

Tom hat blondes Haar und grüne Augen.

Tom heeft blond haar en groene ogen.

Barbie hat blondes Haar und blaue Augen.

Barbie heeft blond haar en blauwe ogen.

Sie hat ihr erstes graues Haar entdeckt.

Ze vond haar eerste grijze haar.

Tom hat braunes Haar und blaue Augen.

Tom heeft bruin haar en blauwe ogen.

Da ist ein Haar in meiner Suppe.

Er zit een haar in mijn soep.

Die Jugend trägt heutzutage ihr Haar lang.

De jeugd heeft tegenwoordig een voorkeur voor lang haar.

- Sie hat kurze Haare.
- Sie hat kurzes Haar.

Ze heeft kort haar.

Er lässt sein Haar einmal im Monat schneiden.

Hij knipt zijn haar eens per maand.

- Ihre Haare sind lang.
- Sie hat langes Haar.

- Haar haar is lang.
- Zij heeft lang haar.

- Seine Haare sind lang.
- Sein Haar ist lang.

Zijn haar is lang.

- Er hat kurzes Haar.
- Er hat kurze Haare.

Hij heeft kort haar.

- Sie hat langes Haar.
- Sie hat lange Haare.

Zij heeft lang haar.

- Sie hat trockenes Haar.
- Sie hat trockene Haare.

Zij heeft droog haar.

- Er hatte lange Haare.
- Er hat langes Haar.

Hij had lang haar.

Viele Deutsche haben blondes Haar und blaue Augen.

Veel Duitsers hebben blond haar en blauwe ogen.

- Hat er graues Haar?
- Hat er graue Haare?

Heeft hij grijs haar?

Sie kämmte sich mit den Fingern das Haar.

Ze kamde met haar vingers haar haar.

Um ein Haar wäre Tom den Abhang hinabgestürzt.

Het heeft geen haar gescheeld, of Tom was in de afgrond gevallen.

- Ich habe graue Haare.
- Ich habe graues Haar.

Ik heb grijs haar.

Maria hat langes, blondes Haar und blaue Augen.

Maria heeft lang blond haar en blauwe ogen.

- Ich habe lange Haare.
- Ich habe langes Haar.

Ik heb lang haar.

- Maria hat lange Haare.
- Maria hat langes Haar.

Maria heeft lang haar.

- Tom hat braunes Haar.
- Tom hat braune Haare.

Tom heeft bruin haar.

- Er hat blonde Haare.
- Er hat blondes Haar.

Hij heeft blond haar.

- Ich habe dunkle Haare.
- Ich habe dunkles Haar.

Ik heb donker haar.

- Er hatte graue Haare.
- Er hatte graues Haar.

Hij had grijs haar.

- Tom hat sich das Haar schwarz gefärbt.
- Tom färbte sich das Haar schwarz.
- Tom hat sich die Haare schwarz gefärbt.

- Tom heeft zijn haar zwart geverfd.
- Tom verfde zijn haar zwart.