Examples of using "Erinnern" in a sentence and their dutch translations:
We onthouden.
- Ze zullen het zich herinneren.
- Ze zullen het onthouden.
- Tom zal het zich herinneren.
- Tom zal het onthouden.
Ik kan het niet herinneren.
Niemand wilde mijn land herinneren.
Kun je je zijn naam herinneren?
Ken je deze deeltjes nog?
Jouw ogen doen me denken aan sterren.
Ik kan mij aan helemaal niets herinneren.
Ik kan het mij echt niet herinneren.
Herinneren jullie je dit spel?
Je doet me denken aan mijn moeder.
U doet me denken aan uw moeder.
- Ik kan me zijn naam niet herinneren.
- Ik kan me niet zijn naam herinneren.
Weet je die vraag nog?
Ik wou dat ik me kon herinneren.
Ik zal jullie nooit vergeten.
De herinneringen beginnen naar boven te komen.
Ik kan me niets anders herinneren.
Herinnert u zich de tweede les?
Ik kan me zijn naam niet herinneren.
Ik kan me de eerste keer nog herinneren.
Ik kan me je naam niet herinneren.
Ik kan mij zijn uitleg niet herinneren.
Tom kan zijn wachtwoord niet meer herinneren.
Oudere mensen herinneren zich nog de moord op Kennedy.
- Haar naam komt nu even niet in me op.
- Ik kan me haar naam op dit moment even niet herinneren.
Ik kan me niet herinneren jou hier te hebben uitgenodigd.
Ik kan het niet herinneren.
Weet je nog?
Tom zegt dat hij zich helemaal niets ervan herinnert.
Ik kan me niet al hun namen herinneren.
Ik heb het altijd moeilijk om namen te onthouden.
Dat programma zal men zich nog lang blijven herinneren.
Hij kon zich mijn adres niet herinneren.
Ik kan m'n schooltijd nog goed herinneren.
Ze herinneren zich niet dat gezegd te hebben.
- Herinner je je dat?
- Weet je dat nog?
Tom leek zich Mary niet te herinneren.
Ik kan me de melodie van dat lied niet herinneren.
Ik kan me de melodie van dat lied niet herinneren.
Ik herinner mij niet dat ik om uw raad gevraagd heb.
Ik kan me niet meer herinneren hoe ik deze machine moet gebruiken.
Ik kan mij niet herinneren waar ik het gekocht heb.
- Haar naam komt nu even niet in me op.
- Ik kan me haar naam op dit moment even niet herinneren.
Tom kan zich niet herinneren wanneer hij Maria voor het laatst gezien had.
Ik kan me nauwelijks herinneren hoe mijn grootvader eruitzag.
Laten we kort een belangrijk gevolg van de groepentheorie in herinnering brengen.
- Ik kan me zijn naam niet herinneren.
- Ik kan me niet zijn naam herinneren.
Ik wil je eraan herinneren dat je om half drie een afspraak hebt.
Ik herinner mij de naam van die man heel goed.
Ik weet niet meer waar we het over hadden.
Ik lees langzaam om terug te kunnen denken aan de Zelfzuchtige Reus,
wat ons constant herinnerde aan hun ongekende macht.
Ik kan me het zelfs niet meer herinneren, waarover we vochten.
- Je doet me denken aan je moeder.
- U doet me denken aan uw moeder.
- Je doet me aan jouw broer denken.
- Je herinnert me aan jouw broer.
Je doet me denken aan mijn moeder.
Ik kan me niet herinneren waar ik de auto heb gelaten.
Wie was er tenslotte om het op te schrijven of te onthouden?
Dat deuntje is me bekend maar ik kan me de tekst niet herinneren.
Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor de laatste keer een martini heb gedronken.
Ik weet dat ik het weet, maar ik kan het me niet meer herinneren.
Tom kan zich niet herinneren hoe hij zijn blauwe oog gekregen heeft.
Ik kan mij niet herinneren wanneer ik hen voor de eerste keer ontmoet heb.
Ge moet niet erg oud zijn om u die gebeurtenis te herinneren.
Herinner je je mijn naam niet?
- Ik kan me zijn naam niet herinneren.
- Ik kan me niet zijn naam herinneren.
Ik kan me je naam niet herinneren.
Het probleem is, dat ik mij niet kan herinneren waar ik de auto heb geparkeerd.
Herinner je je de geboortedag van je vader?
- Ik weet niet meer waar ik het heb gekocht.
- Ik kan het me niet herinerren waar ik het heb gekocht.
Herinner jij je wat Cathy droeg op het feestje?
Ik weet niet of je me nog herinnert, maar we hebben elkaar een paar jaar geleden in Boston ontmoet.
- Herinner je je mij nog?
- Ken je me nog?
Ik herinner me dat ik haar ergens gezien heb.
Maar zolang we platte kaarten blijven gebruiken, blijven we ook geconfronteerd met de toegevingen van de projecties. Maar onthoud:
Herinner je je wanneer ik je voor het laatst zag?
Ik weet dat ik het weet, maar ik kan het me niet herinneren.