Translation of "Zog" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Zog" in a sentence and their dutch translations:

- Ich zog um.
- Ich zog aus.

- Ik verhuisde.
- Ik was aan het verhuizen.

Tom zog um.

Tom verhuisde.

Tom zog gen Westen.

- Tom ging naar het westen.
- Tom is naar het westen gegaan.

Sie zog nach Deutschland.

Zij verhuisde naar Duitsland.

Er zog nach Tokio.

Hij is naar Tokyo verhuisd.

Tom zog sich an.

Tom kleedde zich aan.

Er zog nach Kanada.

Hij verhuisde naar Canada.

Sie zog eine Grimasse.

Ze trok een grimas.

Tom zog sich um.

Tom kleedde zich om.

Er zog nach Deutschland.

Hij verhuisde naar Duitsland.

- Tom zog seine Schuhe aus.
- Tom zog sich die Schuhe aus.

Tom trok zijn schoenen uit.

- Sie zog die Gardine zur Seite.
- Sie zog den Vorhang zur Seite.

Ze trok het gordijn opzij.

Dann zog er nach Süden.

Toen verhuisde hij naar het zuiden.

Neys Korps zog sich zurück.

Ney's korps trok zich terug.

Tom zog seinen Badeanzug an.

Tom trok zijn zwemkleding aan.

Tom zog die Vorhänge auf.

Tom opende de gordijnen.

Sie zog sich schnell an.

Ze kleedde zich rap aan.

Tom zog die Vorhänge zu.

Tom deed de gordijnen dicht.

Tom zog seine Socken aus.

Tom deed zijn sokken uit.

Tom zog sein Hemd aus.

- Tom trok zijn shirt uit.
- Tom trok zijn hemd uit.
- Tom trok zijn overhemd uit.

Tom zog nach Deutschland um.

Tom verhuisde naar Duitsland.

Sie zog die Türe auf.

- Ze trok de deur open.
- Ze deed de deur open.
- Zij opende de deur.

Maria zog ihre Socken aus.

Maria deed haar sokken uit.

Er zog seine Socken aus.

Hij deed zijn sokken uit.

Er badete und zog sich an.

Hij baadde en kleedde zich aan.

Sein Konzert zog viele Leute an.

Zijn concert trok veel mensen aan.

Ihre Familie zog nach Brasilien um.

Haar familie verhuisde naar Brazilië.

Sie zog mich mit Blicken aus.

Ze kleedde mij uit met haar ogen.

Die Prinzessin zog die Handschuhe aus.

De prinses deed haar handschoenen uit.

Tom zog seine nassen Socken aus.

Tom deed zijn natte sokken uit.

Sie zog ihre nassen Socken aus.

Zij deed haar natte sokken uit.

- Tom ist umgezogen.
- Tom zog um.

- Tom verhuisde naar een nieuwe plek.
- Tom is naar een nieuwe plek verhuisd.

Er zog seine nassen Socken aus.

Hij deed zijn natte sokken uit.

Sie zog die Gardine zur Seite.

Ze trok het gordijn opzij.

Tom zog bei seiner Freundin ein.

Tom trok in bij zijn vriendin.

Sie zog sich ihre Skistiefel aus.

Zij deed haar skischoenen uit.

Maria zog sich ihre Socken aus.

Maria deed haar sokken uit.

Sie zog sich ihre Socken aus.

Zij deed haar sokken uit.

Der Zahnarzt zog ihr ihren schlechten Zahn.

De tandarts trok haar slechte kies.

Sie zog sich eine unheilbare Krankheit zu.

Ze kreeg een ongeneeslijke ziekte.

Ich zog zu dem Fest mein Lieblingskleid an.

Ik trok mijn lievelingsjurk aan naar het feest.

Anfangs zog ich es vor, ihr schweigend zuzuhören.

In het begin verkoos ik zwijgend naar haar te luisteren.

- Tom zog sich an.
- Tom hat sich angezogen.

Tom kleedde zich aan.

Tom zog seine Schuhe und seine Socken aus.

Tom deed zijn schoenen en sokken uit.

Ihr rosafarbenes Abendkleid zog alle Blicke auf sich.

Haar rose avondjurk trok de aandacht van iedereen.

- Ich zog mich um.
- Ich habe mich umgezogen.

Ik heb me omgekleed.

Und zog den Korb mit dem begehrten Essen hervor.

en trok het mandje met eten dat ze wilde uit het kastje.

Tom zog sich aus und streifte den Pyjama über.

Tom trok zijn kleren uit en deed de pyjama aan.

- Er zog nach Tokio.
- Er ist nach Tokio gezogen.

- Hij verhuisde naar Tokyo.
- Hij is naar Tokyo verhuisd.

Er musste die Stadt verlassen und zog nach Berlin.

Hij moest de stad verlaten en verhuisde naar Berlijn.

- Sie ist nach Deutschland gezogen.
- Sie zog nach Deutschland.

- Zij verhuisde naar Duitsland.
- Ze is naar Duitsland verhuisd.

- Er ist nach Deutschland gezogen.
- Er zog nach Deutschland.

Hij verhuisde naar Duitsland.

Er zog sich die Krankheit vor vielen Jahren zu.

Hij liep de ziekte lang geleden op.

Tom zog seine Jeans und ein T-Shirt an.

Tom trok zijn spijkerbroek en T-shirt aan.

Am nächsten Morgen zog Bernadotte seine Männer ohne Befehl zurück,

De volgende ochtend trok Bernadotte zijn mannen terug zonder bevel,

Ich kann mich nicht entsinnen, wann er nach Boston zog.

Ik kan me niet herinneren wanneer hij naar Boston is verhuisd.

- Tom zog sein Hemd aus.
- Tom hat sein Hemd ausgezogen.

- Tom trok zijn shirt uit.
- Tom trok zijn hemd uit.
- Tom trok zijn overhemd uit.

- Tom zog sein Hemd aus.
- Tom legte sein Hemd ab.

- Tom trok zijn shirt uit.
- Tom trok zijn hemd uit.

Dort lebte er zehn Jahre, bevor er nach Kioto zog.

Hij heeft daar tien jaar gewoond, en dan is hij verhuisd naar Kioto.

Um ihrer Gesundheit willen zog sie an einen wärmeren Ort.

Voor haar gezondheid verhuisde ze naar een warmer oord.

- Tom zog sich schnell an.
- Tom hat sich schnell angezogen.

Tom heeft zich snel aangekleed.

Sie zog mit ihrem rosa Abendkleid die Aufmerksamkeit auf sich.

Ze trok de aandacht met haar roze avondjurk.

Dima griff in seine Tasche und zog eine riesige Aktenmappe heraus.

Dima stak zijn hand in zijn zak en haalde er een gigantische aktetas uit.

Ich ging hinein, zog meine Schuhe aus und fing an fernzusehen.

Ik ging naar binnen, trok mijn schoenen uit en plofte voor de televisie neer.

- Es wurde Nacht.
- Die Nacht brach an.
- Die Nacht zog herauf.

Het werd nacht.

Aus Angst vor einem türkischen Gegenangriff zog er sich zurück nach Konstantinopel.

Uit angst voor een Turkse tegenaanval trok hij zich terug naar Constantinopel.

Johannes zog zuerst seinen Mantel an, und dann nahm er seinen Hut.

Eerst trok John zijn jas aan, en toen pakte hij zijn hoed.

Maria zog ihren Pulli aus und band ihn sich um die Taille.

Maria trok haar trui uit en bond die om haar middel.

Tom zog seine Schuhe und Socken aus und krempelte seine Hosenbeine hoch.

Tom trok zijn schoenen en sokken uit en rolde zijn broekspijpen op.

- Der Jäger häutete den Hirsch.
- Der Jäger zog dem Hirsch das Fell ab.

De jager vilde het hert.

überquerte nachts den gefrorenen Dnjepr und zog persönlich Männer aus der Armee Fluss, als

waarbij hij 's nachts de bevroren rivier de Dnjepr overstak en persoonlijk mannen van de rivier toen

- Sie zog die Türe auf.
- Sie machte die Tür auf.
- Sie öffnete die Tür.

- Ze trok de deur open.
- Ze deed de deur open.
- Zij opende de deur.

- Er hat sie mit den Augen ausgezogen.
- Er zog sie mit den Augen aus.

Hij kleedde haar uit met zijn ogen.

- Tom ist vor drei Jahren nach Boston gezogen.
- Tom zog vor drei Jahren nach Boston.

Tom is drie jaar geleden naar Boston verhuisd.

Maria zog das Bügelbrett aus der Abstellkammer, klappte es auf und stellte es neben das Fenster hin.

Mary trok de strijkplank uit de kast, klapte hem uit en zette hem naast het raam neer.

Doch Soult marschierte mit 20.000 Männern nach Norden und eroberte Badajoz… zog sich jedoch zurück, als er die Nachricht

maar toch marcheerde Soult met 20.000 man naar het noorden om Badajoz te veroveren… maar trok zich terug toen hij het nieuws ontving

Nach der Scheidung meiner Eltern zog mein Vater in die damalige Karl-Marx-Stadt, und wir blieben in Leipzig.

Na de scheiding van mijn ouders, verhuisde mijn vader naar de toenmalige Karl-Marx-Stadt, en wij bleven in Leipzig.

- Er hat sie mit seinen Blicken ausgezogen.
- Er hat sie mit den Augen ausgezogen.
- Er zog sie mit den Augen aus.

Hij kleedde haar uit met zijn ogen.

- Ich habe meine Schuhe ausgezogen und sie unter das Bett gestellt.
- Ich zog mir die Schuhe aus und stellte sie unters Bett.

Ik trok mijn schoenen uit en plaatste ze onder het bed.