Examples of using "Aufgeben" in a sentence and their dutch translations:
Nooit opgeven.
Nooit opgeven.
Je moet niet opgeven.
Geef het niet op!
Ik moest mijn plan opgeven.
Dat moest ik loslaten.
En onthoud: geef nooit op.
En onthoud: geef nooit op.
Ik wil niet opgeven.
Je moet niet opgeven.
We kunnen nu niet opgeven.
Ik moest mijn plan opgeven.
Het garnizoen werd tot overgave gedwongen.
Waar kan ik mijn bagage afgeven?
Tom zal niet makkelijk opgeven.
Niemand wil de veiligheid van de zwerm verlaten.
Dus geef niet op, we zijn er bijna.
konden we beiden de gedachte om haar op te geven niet verdragen.
De dokter zei tegen meneer Smith dat hij roken moest opgeven als hij lang wilde leven.
Je mag nu niet opgeven, niet na alle moeite die je hiervoor hebt gedaan.