Examples of using "älterer" in a sentence and their dutch translations:
Mijn oudste broer is leraar.
Tom is Maria's oudste broer.
Hij is de oudere broer van Taro.
Hij is mijn oudere broer.
Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
- Mijn grote broer kan rijden.
- Mijn oudere broer kan autorijden.
Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
Zijn oudere broer is afgelopen maand overleden.
Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
Haar oudere broer is twee jaar ouder dan ik.
Tom is mijn oudere broer.
Mijn oudste broer is leraar.
Ik ben Toms oudere broer.
Mijn oudere broer heeft vorige maand een eigen huis gekocht.
Mijn grote broer kan rijden.
Hij is niet zo slim als zijn broer.
Mijn broer is nu in Australië.
Mijn broer woont in Boston.
Je ziet eruit als je oudere broer.