Translation of "L'exercice" in Dutch

Vous finirez l'exercice.

- U zult de oefening afmaken.
- Jullie zullen de oefening afmaken.

- Fais de l'exercice à l'extérieur.
- Faites de l'exercice à l'extérieur.

- Train in de buitenlucht.
- Oefen in de buitenlucht.

- Tu devrais faire de l'exercice.
- Vous devriez faire de l'exercice.

- Je zou moeten sporten.
- U zou moeten sporten.
- Jullie zouden moeten sporten.

- Fais de l'exercice chaque jour.
- Faites de l'exercice chaque jour.

- Oefen elke dag.
- Sport elke dag.

Je n'ai pas envie de faire de l'exercice.

Ik heb geen zin om te oefenen.

Selon certains, l'exercice physique matinal peut être nuisible.

Volgens sommigen kan ochtendgymnastiek schadelijk zijn.

L'air pur et l'exercice sont bons pour la santé.

Verse lucht en beweging zijn goed voor de gezondheid.

Il est nécessaire de faire de l'exercice chaque jour.

Het is nodig om elke dag te oefenen.

Mon père fait de l'exercice chaque jour pour sa santé.

Mijn vader sport elke dag voor zijn gezondheid.

En comparaison de l'exercice précédent, le revenu a baissé d'un tiers.

Vergeleken met vorig jaar is de winst met een derde verminderd.

- Il a fait de l'exercice.
- Il s'est exercé.
- Il s'est entraîné.

Hij trainde.

L'exercice est pour le corps ce que la lecture est pour l'esprit.

De oefening is dat voor het lichaam wat lezen is voor de geest.