Examples of using "Hongrois" in a sentence and their dutch translations:
Spreekt u Hongaars?
Spreek je Hongaars?
Ik spreek Hongaars.
- Wij zijn Hongaars.
- Wij zijn Hongaren.
- Ben je Hongaars?
- Bent u Hongaars?
- Zijn jullie Hongaars?
Hij is Hongaars.
Ik leer Hongaars.
- Spreekt u Hongaars?
- Spreken jullie Hongaars?
Leer Hongaars!
Ik ben Hongaar.
We leren Hongaars.
Ik zou mijn Hongaars graag willen verbeteren.
Zeg dat in het Hongaars.
Ik ben Hongaar.
Thuis spreken we Hongaars.
Hij spreekt Hongaars en zij spreekt Duits.
Maar van het Hongaarse woord voor camera
Van 2013 tot 2015 leerde ik Hongaars.
Een Hongaarse scheikundige vond een nieuw soort lucifer uit.
Het Hongaars, Fins en Ests zijn Oeraalse talen.