Examples of using "Clef" in a sentence and their dutch translations:
Dit is jouw sleutel.
Hier is mijn sleutel.
- Ik ben mijn sleutel kwijt.
- Ik heb mijn sleutel verloren.
Een gouden sleutel maakt alle deuren open.
- Dit is uw sleutel.
- Dit is jouw sleutel.
- Dit is jullie sleutel.
- Dit is je sleutel.
- Ik ben mijn sleutel verloren.
- Ik ben mijn sleutel kwijtgeraakt.
- Ik ben mijn sleutel kwijt.
- Ik heb mijn sleutel verloren.
Hij stak de sleutel in het slot.
Ik heb de sleutel gevonden waar ik naar op zoek was.
Deze sleutel past niet in het slot.
Is dat de sleutel die je zoekt?
- Ik ben mijn sleutel verloren.
- Ik ben mijn sleutel kwijt.
- Ik heb mijn sleutel verloren.
Ik ben mijn sleutel kwijt.
Want waarom een huis afsluiten met een sleutel
zou de sleutel kunnen zijn tot een nieuw inzicht in natuurkunde
Hij legde de sleutel op de tafel, zoals hij gewend was.
Heb je de sleutel nodig?
Geld maakt alle deuren open.
Hij stak de sleutel in het slot.
Controleer goed of alle deuren op slot zijn vooraleer u vertrekt.
Mijn kamersleutel graag.
- Heb je de sleutel nodig?
- Hebt u de sleutel nodig?
- Hebben jullie de sleutel nodig?
Heb je de sleutel aan Tom gegeven?
Ik was zo gehaast, dat ik vergat de deur af te sluiten.