Examples of using "Chaud " in a sentence and their dutch translations:
Ik heb het warm.
- Hou je warm.
- Houd u warm.
- Blijf warm.
- Bewaar het warm.
...en warm.
Warm.
En het is nog steeds heet. Heet.
- Het is te warm.
- Het is te heet.
Het is warm vandaag.
Heb je het niet warm?
Heb je het niet warm?
Het was heet gisteren.
- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.
Morgen wordt het heet.
Het is heet.
Is het heet?
We hebben het heet.
- Tom is heet.
- Tom is sexy.
Het is te warm.
- Hij is heet.
- Hij is warm.
Het is bloedheet!
Het is erg warm vandaag.
- Het is erg warm vandaag.
- Het is vandaag erg warm.
Het is vandaag erg warm.
Het is te warm.
Hou het warm.
Het zand was warm.
- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.
Het is warm vandaag.
De koffie is heet.
Het was heel warm.
Morgen wordt het heet.
De thee is warm.
Mmm, warme chocolademelk!
Heet buiten?
in de hete, vochtige lucht.
Het is hier erg heet.
Het was benauwend warm.
Het is vandaag vreselijk warm.
Hij heeft zijn schaapjes op het droge.
Het is vandaag bijzonder heet.
Het is vandaag erg warm.
Ik heb een warme chocolademelk nodig.
Het is vandaag vreselijk warm.
Het is echt warm vandaag.
- Dit is moeilijk.
- Dit is hard.
- Ik drink glühwein.
- Ik ben glühwein aan het drinken.
- Het is erg warm vandaag.
- Het is vandaag erg warm.
- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.
Het wordt warm morgen.
Het was warm gisternacht.
Het is te warm om te werken.
Het was op het nippertje.
Het is warm genoeg om te zwemmen.
Ik denk dat het warm zal worden vandaag.
Het is vandaag erg warm, toch?
De kamer was warm.
Vandaag is het warmer dan gisteren.