Examples of using "Boucher" in a sentence and their dutch translations:
- Je bent een slager, nietwaar?
- U bent een slager, nietwaar?
- Ben je nog niet naar de slager gegaan?
- Bent u nog niet naar de slager gegaan?
- Zijn jullie nog niet naar de slager gegaan?
Waarom wil Tom een slager zijn?
We gingen naar de beenhouwerij om biefstuk te kopen.
Moeder koopt elke woensdag een grote lap varkensvlees bij de slager.