Examples of using "Kotona" in a sentence and their dutch translations:
Blijf thuis.
Ik was thuis.
Ik ben thuis.
Ik ben thuis.
- Ben je nog steeds thuis?
- Bent u nog steeds thuis?
- Zijn jullie nog steeds thuis?
Ik ben thuis.
We zijn thuis.
Thuis spreken we Hongaars.
- Het is saai om thuis te blijven.
- Thuis blijven is saai.
Is er iemand thuis?
Is hij thuis?
Ik was thuis.
Bestaan er problemen thuis?
- Ben je thuis?
- Bent u thuis?
- Zijn jullie thuis?
Je moet je vuile was niet buiten hangen.
- Is je moeder thuis?
- Is je mama thuis?
- Is jouw moeder thuis?
Waren uw ouders thuis?
David is thuis.
Opvoeding begint thuis.
We zijn thuis.
Vandaag werk ik thuis.
We spreken thuis alleen Frans.
Morgen ben ik een dag thuis.
Ik bleef de hele dag thuis.
Hij is niet thuis.
- Is je moeder thuis?
- Is je mama thuis?
- Is jouw moeder thuis?
Waarom was je gisteren niet thuis?
Was Ken gisteren thuis?
Thuisblijven is niet leuk.
- Het is saai om thuis te blijven.
- Thuis blijven is saai.
Ze is nu niet thuis.
Hij is bijna altijd thuis.
Hij is niet meer thuis.
Hij is nog niet thuis.
- Ik ben thuis.
- Ik ben weer thuis.
Ze is niet thuis, maar op school.
Ik blijf thuis.
Tom drinkt thuis nooit bier.
Weet je of Grace thuis is of niet?
Ze bracht al haar kerstmissen thuis door met haar familie.
Ik ben niet zeker of ik zou thuisblijven of uitgaan.
- Zult ge thuis blijven?
- Blijf je thuis?
Als er iets is dat je niet thuis moet proberen is dit het wel.
Ben je ooit bij Tom thuis geweest?
Ik blijf liever thuis dan dat ik alleen ga.
Tom wilde thuisblijven met Maria.
Ik ben van plan morgen de hele dag thuis te zijn.