Examples of using "Jäädä" in a sentence and their dutch translations:
- Mag ik blijven?
- Kan ik blijven?
Ik kan blijven.
Je mag blijven.
Tom wil blijven.
- Kan je blijven?
- Kunt u blijven?
- Kunnen jullie blijven?
Ik wil blijven.
Ik kan niet blijven.
Tom moet blijven.
We besloten te blijven.
Ik wil hier niet rondhangen. Ik wil naar beneden.
Laten we het daarbij houden!
Ik wil hier blijven.
- Kan je lang blijven?
- Kunt u lang blijven?
- Kunnen jullie lang blijven?
Ik zou graag voor een nacht willen blijven.
Zal ik blijven of weggaan?
Ik kan niet zomaar hier blijven.
Ik zal blijven.
Ik denk dat ik hier blijf.
Ik wil niet beneden zitten zonder terugweg.
Gelukt. Maar hij kan nu maar beter gaan.
Wij moesten thuisblijven vanwege de storm.
Vertel ons alsjeblieft waarom je hier moet blijven.
Ik wil hier niet blijven hangen. Ik wil naar de overkant.
Het spijt me, maar ik kan niet lang blijven.
Kun je me zeggen wanneer ik moet uitstappen?
We kunnen niet blijven als er een wolf is.
- Zult ge thuis blijven?
- Blijf je thuis?
Vertel ons alsjeblieft waarom je hier moet blijven.
Ik denk dat ik hier zal blijven.
- Blijf maar, als je wenst.
- Blijft u maar, als u wenst.
Tom zal blijven.
Tom wilde thuisblijven met Maria.
Ik ben van plan morgen de hele dag thuis te zijn.
Hoelang blijf je hier?
Hoe lang moet ik hier blijven?