Examples of using "Tomin" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je Tom vermoord?
- Heeft u Tom vermoord?
- Hebben jullie Tom vermoord?
- Heb je Tom gedood?
- Heeft u Tom gedood?
- Hebben jullie Tom gedood?
Hoe ken je Tom?
- Iets maakte Tom bang.
- Iets heeft Tom bang gemaakt.
Had je het voornemen Tom te vermoorden?
De toestand van Tom verslechterde.
Laat Tom spreken.
Is dit van Tom?
- Heb je Tom gevonden?
- Heeft u Tom gevonden?
- Hebben jullie Tom gevonden?
Je hebt Tom teleurgesteld.
Ik wil Tom ontmoeten.
Ik spreek met Tom.
Ze hebben Tom gepakt.
- Ik heb vanavond Tom gezien.
- Ik heb Tom deze avond ontmoet.
Mag ik Tom meenemen?
- Waar is het klaslokaal van Tom?
- Waar is Toms klaslokaal?
Dit is Toms flat.
Dit is Toms mes.
Het huis van Tom werd door de bliksem getroffen.
Wie is de vriendin van Tom?
Tom heeft een zere knie.
Blijf bij Tom.
Kreeg je Toms bericht?
Ik ga met Tom.
- Iedereen negeerde Tom.
- Iedereen heeft Tom genegeerd.
Is dit van Tom?
- Heb je Tom neergeschoten?
- Heeft u Tom neergeschoten?
- Hebben jullie Tom neergeschoten?
Ik herkende Toms auto.
- Ik ben Toms kamergenoot.
- Ik ben Toms kamergenote.
Lees jij Toms blog?
Ga met Tom.
Toms deurbel ging.
Ze namen Tom in dienst.
Tom moet blijven.
- Toms auto was in beslag genomen.
- Toms auto werd in beslag genomen.
Ik kan de stem van Tom horen.
Laat Tom spreken.
Tom zou rond het middaguur moeten komen.
Ik heb Tom deze avond ontmoet.
Mag ik Tom meenemen?
Wat was Toms achternaam?
- De hond van Tom kan goed zwemmen.
- Toms hond kan goed zwemmen.
Toms begrafenis zal dit weekend zijn.
Toms Frans verbetert zich.
- Toms grootmoeder ziet er gezond uit.
- De grootmoeder van Tom lijkt gezond te zijn.
Tom is vandaag jarig.
Een virus heeft Toms computer besmet.
Dit is Toms kanarie.
- Knoei niet met Tom.
- Kloot niet met Tom.
- Dit is Toms kameel.
- Dit is de kameel van Tom.
Heb je de cake geprobeerd die Tom heeft gebakken?
Ik ben naar een concert geweest met Tom.
Laten we Tom het maar laten doen.
Ik wil Tom ontmoeten.
Tom moet naar het ziekenhuis.
Tom moest een auto huren.
Ik kwam Tom tegen toen ik naar school ging.
- Ik ken Toms achternaam niet.
- Ik ken Toms familienaam niet.
Dit is Toms boek.
Toms veters zijn los.
Toms Frans is perfect.
Toms appartement ligt overhoop.
Dit is Toms kamer.
Mary is Toms vriendin.
Ik ben verantwoordelijk voor Toms zekerheid.
Dit is Toms computer.
Tom is vandaag jarig.
Heb je ooit met Tom gepraat?
Toms huis is vernietigd door de orkaan.
- Dat paard is van Tom.
- Dat is Toms paard.
- Ik zag Tom naakt.
- Ik heb Tom naakt gezien.
Dit is Toms school.
Dit is Toms graf.
Laat Tom met rust.
Dit is Toms auto.
Dit boek is van Tom.
Maria is Toms tweelingzus.
Ik dacht dat Tom dood was.
Ken jij Tom zijn echte naam?
Misschien kom je Tom daar tegen.
Dat is Toms kat.
- Dit is de kat van Tom.
- Dit is Toms kat.
Toms verjaardag was gisteren.
- Vergelijk uw antwoord met dat van Tom.
- Vergelijk jouw antwoord met dat van Tom.
Toms familie woont in Boston.
Dit is Toms hond.
Dit fototoestel is van Tom.
Is dit Toms tas?
Mary is de zus van Tom.
- Waarom heb je Tom uitgenodigd voor het feestje?
- Waarom hebben jullie Tom uitgenodigd voor het feestje?
Hoe kennen jullie Tom?
- Toms vriendin is Canadees.
- Tom zijn vriendin is Canadees.