Examples of using "Smartphone" in a sentence and their dutch translations:
Het is een heel dure smartphone.
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
Tom haalde zijn nieuwe smartphone tevoorschijn.
Tom liet zijn nieuwe smartphone vallen.
- Deze smartphone gebruikt een ARM-processor.
- Deze smartphone heeft een ARM-processor.
een perfecte keuze voor de smartphonegeneratie --
Ik heb een smartphone voor mijn vrouw gekocht.
Tom wil een nieuwe smartphone kopen.
Hoe vaak controleer je je smartphone?
wat de smartphone deed voor de sociale media.
- Tom maakte een foto van het schoolbord met zijn smartphone.
- Tom maakte een foto van het bord met zijn telefoon.
Ik heb niet genoeg geld om de laatste smartphone te kopen.
Hoe vaak gebruik je de camera van je smartphone?
- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Heb je een mobiele telefoon?