Examples of using "New" in a sentence and their dutch translations:
Het is nieuw.
- Het is nieuw.
- Dit is nieuw.
Het is nieuw.
Nieuwe heren, nieuwe wetten.
- Wat is nieuw?
- Wat is er nieuw?
Wat is er nieuw?
Het is nieuw.
Dit boek is nieuw.
- Dit boek is nieuw.
- Het boek is nieuw.
Is er iets nieuws?
- Is er iets nieuws?
- Is er nieuws?
Niks nieuws.
- Ze zijn nieuw.
- Zij zijn nieuw.
Het is nieuw.
- Dat boek is nieuw.
- Dit boek is nieuw.
Ik ben hier nieuw.
en voor de mogelijkheden van een nieuwe liefde en nieuwe passie.
Ik heb nieuwe banden nodig.
Iets nieuws vandaag?
Een nieuwe liefde is als een nieuw leven.
- Dat boek is nieuw.
- Dit boek is nieuw.
The New School,
...nieuwe werelden.
Iets nieuws vandaag?
- Het is gloednieuw.
- Het is volledig nieuw.
Dit is nieuw.
Ben je nieuw?
Is het nieuw?
Zijn ze nieuw?
Gelukkig Nieuwjaar!
Welke is nieuw?
Tom is nieuw.
Is dat nieuw?
Nog een fijne dag.
Sami was nieuw.
- Het is gloednieuw.
- Het is splinternieuw.
- Het is volledig nieuw.
Voeg nieuwe zinnen toe!
- Ik ben een nieuwe student.
- Ik ben een nieuwe studente.
Er is een nieuwe enquĂȘte.
Hij heeft een nieuwe auto en een nieuw lief.
Ze heeft nieuw werk en een nieuw lief.
Jullie hebben nieuwe schoenen nodig.
We hebben nieuwe meubelen gekocht.
Het idee is niet nieuw.
Gij zijt nieuwe studenten.
We zijn de nieuwe eigenaars.
Morgen is een nieuwe dag.
Ik heb een nieuwe fiets.
Zijn nieuwe film is teleurstellend.
Ik bouwde een nieuw huis.
Marika ontdekte met mij een nieuwe wereld, een nieuwe cultuur.
- We hebben een nieuwe buurman.
- We hebben een nieuwe buurvrouw.
- Vind je mijn nieuwe shirt leuk?
- Vind je mijn nieuw hemd leuk?
Ik heb een nieuwe fiets.
Hij nam een nieuwe secretaresse aan.