Examples of using "Politician" in a sentence and their dutch translations:
Hij is alleen maar een politicus.
Tom is een politicus.
Wie is jouw lievelingspoliticus?
Ik ben namelijk politicus
Tom is een charismatische politicus.
Je zou politicus moeten worden.
Hij is een volbloedpoliticus.
- Die politieker is helemaal niet eerlijk.
- Die politicus is totaal niet eerlijk.
De politie trof de politicus dood aan in zijn kamer.
Hij had de ambitie om een groot politicus te worden.
Hoe kun je weten wat een politicus werkelijk denkt?
Een politicus moet altijd verantwoording kunnen afleggen voor het geld dat hij ter beschikking heeft.
De politicus zei dat hij al zijn belasting had betaald en niets illegaals gedaan had.