Examples of using "Found" in a sentence and their dutch translations:
Ze hebben iets gevonden.
Ik heb iets gevonden.
Ik heb het gevonden.
Ik heb haar gevonden.
Ik heb het gevonden!
Ik heb het gevonden.
Tom vond Maria.
- Ik heb een appartement gevonden.
- Ik heb een flat gevonden.
- Ik heb iets ontdekt.
- Ik ben iets te weten gekomen.
- We hebben haar levend gevonden.
- Haar hebben we levend gevonden.
- Ik heb u gevonden.
- Ik vond jou.
- Ik vond u.
- Ik vond jullie.
- Ik heb jullie gevonden.
- Ik heb je gevonden.
- Ik vond je.
- Ze zijn erachter gekomen.
- Ze kwamen erachter.
Tom heeft iets gevonden.
Ik heb iets gevonden.
Ze hebben ons gevonden.
- Je hebt iets gevonden.
- U heeft iets gevonden.
We hebben het gevonden.
We hebben er eentje gevonden.
We hebben iets gevonden.
- Ze vonden niks.
- Ze vonden niets.
Wie heeft jullie gevonden?
Je hebt iets gevonden.
Wie heeft hen gevonden?
We hebben hen gevonden.
Mary heeft ons gevonden.
Het werd niet gevonden.
Tom vond Maria.
Ze hebben iets gevonden.
Ze hebben hem gevonden.
Tom heeft het probleem gevonden.
We hebben het niet gevonden.
- Aladdin vond een wonderlamp.
- Aladdin vond een wonderbaarlijke lamp.
- Aladdin heeft een magische lamp gevonden.
- Ik heb de lege doos gevonden.
- Ik heb de doos leeg gevonden.
Ik vond het boek interessant.
De politie vond geen aanwijzingen.
- Ik vond dat heel moeilijk.
- Ik vond dat echt moeilijk.
We hebben hem levend gevonden.
We hebben haar levend gevonden.
- Ik heb iets ontdekt.
- Ik ben iets te weten gekomen.
Ik heb je dagboek gevonden.
Hij vond haar onweerstaanbaar.
Ik heb mijn schoenen gevonden.
Je hebt het probleem gevonden.
Ze hebben Tom niet gevonden.
Ik heb de sleutel gevonden.
Ze vond een zakdoek.
Ik heb het geld gevonden.
Ik heb het gebouw gevonden.
Ik vond dat grappig.
Ik heb de oplossing gevonden.
Ze heeft werk gevonden.
Tom vond een meteoriet.
Heb je iets gevonden?
Ik heb een woning gevonden.
- Ik heb het gevonden!
- Eureka!
- Tom heeft het probleem gevonden.
- Tom vond het probleem.
Leyla heeft haar soulmate gevonden.
Ik heb mijn sleutels gevonden.
Sami vond de halsketting.
Tom heeft je pet gevonden.
Sami vond dit grappig.
Tom vond een oase.
Wie vond mijn portemonnee?
Ik vond dat interessant.
- Ik vond dat beschamend.
- Ik vond dat gĂȘnant.
- Ik vond dat leuk.
- Ik vond dat vermakelijk.
Ik vond dat frustrerend.
Ik heb Tom daar gevonden.
Ik heb hem nooit gevonden.
Maria vond een baan.
Wat hebt ge gevonden?