Examples of using "Morocco" in a sentence and their dutch translations:
Hij woont in Marokko.
Zij wonen in Marokko.
Wij wonen in Marokko.
Tiziri woont in Marokko.
Yidir woont in Marokko.
Ik woon in Marokko.
De hoofdstad van Marokko is Rabat.
Marokko wordt "Meṛṛuk" genoemd in het Berbers.
Tilelli en Tiziri wonen in Marokko.
Woon je in Marokko, Tiziri?
Woon je in Marokko, Yidir?
Rabat is de hoofdstad van Marokko.
Marokko wordt "Al-Maghrib" genoemd in het Arabisch.
Marokko wordt "Al-maghrib" genoemd in het Arabisch.
Marokko probeerde Algerije binnen te vallen in de jaren '60.
hoe het gerelateerd is aan andere geiten in Marokko of Tanzania, of dat ze al tijden de middeleeuwen
Spanje grenst aan Frankrijk, Portugal, het vorstendom Andorra en de Britse kolonie Gibraltar. In zijn Afrikaanse territoria deelt het land- en zeegrenzen met Marokko.