Examples of using "Lives" in a sentence and their dutch translations:
Tom woont hier in de buurt.
Tom woont alleen.
Hij woont alleen.
- Hij woont in Kioto.
- Ze woont in Kyoto.
Ze woont alleen.
Ze woont in Rome.
- Ze hebben ons leven gered.
- U heeft ons leven gered.
Hij heeft een comfortabel leven.
- Niemand leeft eeuwig.
- Niemand leeft voor altijd.
Artsen redden levens.
Niemand woont daar.
- Tom woont in de buurt.
- Tom woont hier in de buurt.
Ze woont vlakbij.
Tom woont in het hart van de stad.
Hij woont hier.
Ze woont alleen.
Hij woont alleen.
We redden levens.
Ons leven is veranderd.
Tom woont in het buitenland.
Wie woont hier?
Transplantaties redden levens.
Een kat heeft negen levens.
Tom leeft op het platteland.
- Hij woont in een appartement.
- Hij woont in een woning.
Ik weet waar hij woont.
Ze woont bij haar oma.
Hij woont hiernaast.
Tom woont ook in Boston.
Tom woont in een campingcar.
- Zij woont in een enorm huis.
- Hij woont in een enorm huis.
Hij woont in een enorm huis.
en zelfs levens redden.
en kan het levens kosten.
Hij woont boven mij.
Zij woont in Yokohama.
Ze hadden prachtige levens.
Hij woont in Tokio.
Hij woont in Boston.
Jammer genoeg woont ze in het buitenland.
Hij woont in Marokko.
Tom woont in Wales.
Tom woont in Boston.
Tom woont in Gangnam.
Katten hebben negen levens.
- Je hebt ons leven gered.
- Jullie hebben ons leven gered.
- U heeft ons leven gered.
Leanne woont in Leicester.
Het heeft onze levens gered.
Hij woont in Nagasaki.
Hij woont in Osaka.
Maria woont in Caïro.
Hij woont in Engeland.
Hij woont in Kioto.
Ze woont in Kyoto.
Hier leeft een beer.
Hier woont mijn familie.
Tom woont hier in de buurt.
Mijn broer woont daar.
Silvia woont in de Elzas.
Zij woont in Dubai.
Tom woont in Australië.
Tom woont hiernaast.
Carol woont in Chicago.
Ze woont in Rome.