Examples of using "Maybe" in a sentence and their dutch translations:
Alsof misschien, slechts misschien,
- Misschien.
- Wellicht.
- Mogelijkerwijs.
- Eventueel.
Misschien de volgende keer!
Misschien af en toe.
Of niet.
Misschien later.
Hm, misschien!
- Misschien zijn ze blij.
- Misschien zijn ze gelukkig.
Misschien is het waar.
Misschien was hij ziek.
Misschien komen ze, misschien komen ze niet.
Misschien de volgende keer!
Misschien is het waar.
Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
Misschien is er iets veranderd.
Misschien de volgende keer!
- Misschien lieg je.
- Misschien ben je aan het liegen.
- Wellicht.
- Het kan zijn.
Misschien klopt dat.
Misschien hebben ze honger.
Misschien hebben ze het druk.
Misschien zijn we verwant.
Misschien heb ik overdreven.
Ik zal misschien blijven.
- Misschien slaag je.
- Misschien zal je slagen.
- Misschien zal het je lukken.
Misschien lukt het jullie.
Misschien heb je gelijk.
Het kan zijn dat ik het mis heb.
Misschien gaat het sneeuwen.
Maar eerder iets poëtisch,
En misschien denk je:
Misschien kunnen we praten.
- Misschien komt Jane.
- Misschien zal Jane komen.
Misschien is hij niet jong.
Misschien is het te laat.
Misschien houdt Tom van jou.
Misschien had ik het mis.
- Misschien weet Tom iets.
- Tom weet iets misschien.
Misschien heeft Tom iets gezien.
Misschien hebben ze iets.
Misschien niet.
Misschien heb ik iets over het hoofd gezien.
Misschien is Tom dood.
Je zou het misschien moeten vragen.
- Misschien zou je weg moeten gaan.
- Misschien moet je weggaan.
Misschien hebben wij allebei ongelijk.
- Tom liegt misschien.
- Misschien liegt Tom.
Misschien heb ik ze beetgenomen.
Misschien later.
- Misschien heeft Tom gelijk.
- Tom heeft misschien gelijk.
Misschien kunnen we helpen.
Misschien hebben we geluk.
Misschien kan ik helpen.
We kunnen misschien samenwerken.
Misschien is het nooit gebeurd.
- Ze hebben misschien opgegeven.
- Misschien hebben ze opgegeven.
- Misschien kan Tom helpen.
- Tom kan misschien helpen.
- Misschien moeten we praten.
- Misschien zouden we moeten praten.
- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.
Misschien was Tom niet bereikbaar.
Misschien was dat fout.
- Misschien kan Tom helpen.
- Misschien kan Tom wel helpen.
Misschien heeft Tom het gedaan.
Misschien heeft Tom Mary bedreigd.
Misschien had Tom gelijk.
Misschien zwemt Tom graag.
Misschien werd je gevolgd.
Misschien was Tom aan het studeren.
- Misschien was Tom erbij betrokken.
- Misschien had Tom er iets mee te maken.
- Misschien had je gelijk.
- Misschien had je toch gelijk.
Misschien had Tom niet gelijk.
Misschien was Tom thuis.
Misschien was jij het.
Misschien heeft Tom problemen.
Misschien was hij ziek.