Examples of using "Letter" in a sentence and their dutch translations:
Hij schrijft een brief.
Hij heeft een brief geschreven.
- Ik schrijf een brief.
- Ik ben een brief aan het schrijven.
Hij heeft een brief geschreven.
- Hij heeft een brief geschreven.
- Hij schreef een brief.
Ik schrijf een brief.
Wie heeft deze brief geschreven?
- Mail deze brief.
- Stuur deze brief.
Lees de brief.
Kies een letter.
- Ik schrijf een brief.
- Ik ben een brief aan het schrijven.
Hij heeft een brief geschreven.
Wiens brief is dit?
Hij schrijft een brief.
Ik heb haar brief gisteren ontvangen.
Ik heb gisteren uw brief gekregen.
Het was een lange brief.
Heb je mijn brief gekregen?
Heb je haar brief gekregen?
Bedankt voor je brief!
Heeft u de brief ontvangen?
Gisteren heeft hij een brief geschreven.
Deze brief is niet ondertekend.
Snel opende ze de brief.
Ze weende terwijl ze de brief las.
Vader is een brief aan het schrijven.
Vergeet deze brief niet te versturen.
Vergeet deze brief niet te versturen.
Wie heeft de brief geschreven?
Wie heeft een brief geschreven?
Wie heeft deze brief geschreven?
Ik heb een brief geschreven.
Ik schrijf een brief.
Wie heeft deze brief vertaald?
Ik heb een brief gelezen.
Mijn brief bleef onopgemerkt.
- Hij heeft een brief geschreven.
- Hij schreef een brief.
Zij schreef één brief.
We zullen een brief schrijven.
- Ik schrijf een brief.
- Ik ben een brief aan het schrijven.
- Ik heb je brief ontvangen.
- Ik heb uw brief ontvangen.
- Ik heb jullie brief ontvangen.
Wiens brief is dit?
Emily schreef een brief.
Zij heeft een brief geschreven.
Is mijn brief verzonden?
Hij heeft een brief geschreven.
Tom las de brief.
Hij schrijft een brief.
Lees gewoon de brief.
Tom heeft de brief verbrand.
Tom schreef een brief aan de kerstman.
Hier is een brief voor jou.
- Ik schreef Tom een brief.
- Ik schreef een brief aan Tom.
Tom schreef Maria een brief.
Ik zal Tom een brief schrijven.