Translation of "Knowing" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Knowing" in a sentence and their dutch translations:

She admits knowing the secret.

Ze geeft toe het geheim te kennen.

He denied knowing anything about it.

Hij ontkende er iets van af te weten.

- Knowledge is power.
- Knowing is power.

Kennis is macht.

There is no knowing what will happen.

Het is niet bekend wat er zal gebeuren.

He denied knowing anything about their plans.

- Hij ontkende dat hij iets wist over hun plannen.
- Hij ontkende iets te weten over hun plannen.

There are things you're better off not knowing.

Er zijn zaken die je beter niet weet.

She got married without her parents knowing it.

Ze trouwde zonder dat haar ouders ervan wisten.

Not knowing what to say, I remained silent.

Ik wist niet wat te zeggen, en zweeg.

Not knowing what to do, I stood there silently.

Zonder te weten wat ik moest doen, bleef ik daar staan en zweeg.

There is no knowing what will happen in the future.

We kunnen niet weten wat er in de toekomst gebeuren zal.

[Bear] Part of survival is knowing when not to take unnecessary risks.

Onderdeel van overleven is... ...geen onnodige risico's nemen.

You can't blame her for not knowing what she hasn't been taught.

Je kunt haar niet verwijten dat ze niet weet wat haar niet geleerd is.

A friend is one who, knowing all your secrets, still likes you.

Een vriend is iemand die alles over je weet en toch nog van je houdt.

- She married without her parents' knowledge.
- She got married without her parents knowing it.

Ze trouwde zonder dat haar ouders ervan wisten.

Tom accused Mary of not knowing how to love or how to accept someone's love.

Tom beschuldigde Mary ervan niet te weten hoe iemand lief te hebben of hoe iemands liefde weten te aanvaarden.

There's no way of knowing how much water there is, could just be a deep dead-end.

Ik weet niet hoeveel water er is. Het kan 'n diep doodlopend spoor zijn.