Translation of "Impress" in Dutch

- Tom wasn't able to impress anyone.
- Tom wasn't able to impress anybody.

Tom was niet in staat om op iemand indruk te maken.

I have to impress Tom.

Ik moet een indruk maken op Tom.

Sami wants to impress Layla.

- Sami wil Layla imponeren.
- Sami wil indruk maken op Layla.

Are you trying to impress me?

Probeer je indruk op mij te maken?

Tom wasn't able to impress Mary.

Tom was niet in staat indruk op Mary te maken.

There's no need to impress anyone.

Je hoeft niemand te imponeren.

I'm not trying to impress anyone.

Ik probeer op niemand indruk te maken.

Tom failed to impress the young lady.

Tom slaagde er niet in om indruk te maken op de jongedame.

Tom tried to impress the young lady.

Tom probeerde indruk te maken op de jongedame.

Are you still trying to impress me?

Probeer je nog steeds indruk op me te maken?

Tom and Mary are trying to impress you.

- Tom en Maria proberen indruk op je te maken.
- Tom en Maria proberen indruk op jullie te maken.

In business today, too many executives spend money they haven't earned, to buy things they don't need, to impress people they don't even like.

Te veel kaderleden geven tegenwoordig geld uit dat ze niet verdiend hebben, om dingen te kopen die ze niet nodig hebben, om indruk te maken op mensen die ze niet eens graag zien.