Examples of using "Holiday" in a sentence and their dutch translations:
Morgen is een feestdag.
Feestversieringen.
Morgen is het een vrije dag.
Morgen is een feestdag.
Is het morgen een vrije dag?
Ik ga op vakantie.
Geniet van de feestdagen.
Hij is op vakantie.
Vandaag is een nationale feestdag.
De volgende maandag is een vrije dag.
- Kerst is mijn favoriete feestdag.
- Kerstmis is mijn favoriete feestdag.
Kerstmis is een bijzondere feestdag.
- Het is vakantie.
- Vandaag is een feestdag.
We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.
Hij leest graag romans op vakantie.
Ze is op vakantie met een vriend.
Ik ga op vakantie.
Kerstmis is beslist mijn favoriete feestdag.
Wanneer is de volgende grote feestdag?
- Je bent aan vakantie toe.
- U bent aan vakantie toe.
- Het wordt tijd voor vakantie.
- U hebt vakantie nodig.
We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.
In de zomervakantie ging ik naar Bali.
We hebben een prachtige vakantie in Zweden gehad.
We hebben een heerlijke vakantie gehad in Zweden.
Tom is met zijn ouders in vakantie.
We hebben de vrije dag aan de kust doorgebracht.
In februari hadden we een korte vakantie.
Hij is op vakantie aan de Middellandse Zee.
Ga je dit jaar met vakantie?
Ik ga op vakantie.
Ik heb een vakantie nodig.
Hoe was je vakantie?
Ze is naar Frankrijk gekomen op vakantie.
deze uitspraak. Net op tijd voor de vakantie.
Ik zal proberen thuis te komen tijdens het vakantieseizoen.
Deze vakantie is niet zo leuk, we zouden naar huis moeten gaan.
Deze vakantie valt echt tegen - we kunnen net zo goed naar huis gaan.
Ze heeft haar man overgehaald de vakantie in Frankrijk door te brengen.
Ik was op vakantie in het buitenland.
"Heb je gisteren gewerkt?" "Ik wou dat het gisteren een vrije dag was geweest."
Ik kon des te meer van mijn vrije dag genieten door met jou samen te zijn.
We discussieerden met elkaar over de beste vakantiebestemming.
Ik ben aan vakantie toe.
Deze vakantie valt echt tegen - we kunnen net zo goed naar huis gaan.
Waar ga je heen op vakantie?
Ik kan me dit jaar niet veroorloven op vakantie te gaan, omdat ik blut ben.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.
Tijd doorbrengen met de bijzondere mensen in je leven behoort tot de fijnste momenten van het vakantieseizoen.
Toen ze op vakantie waren, zorgden hun buren voor de hond.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.