Translation of "Married" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Married" in a sentence and their dutch translations:

- I'm married.
- I am married.

- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.

- Tom is married.
- Tom's married.

Tom is getrouwd.

- We're not married.
- We aren't married.

- We zijn niet getrouwd.
- Wij zijn niet getrouwd.

We're married.

We zijn getrouwd.

I'm married.

- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.

"Married?" "Divorced."

"Getrouwd?" "Gescheiden."

- Are you married?
- Did you get married?

- Ben je getrouwd?
- Bent u getrouwd?

- He's not married.
- He is not married.

Hij is niet getrouwd.

- I'm not married.
- I am not married.

- Ik ben niet getrouwd.
- Ik ben ongehuwd.

- She is already married.
- She's already married.

Ze is al getrouwd.

- They married in secret.
- They married secretly.

- Ze zijn in het geheim getrouwd.
- Ze trouwden in het geheim.

- He is unmarried.
- He isn't married.
- He's not married.
- He is not married.

Hij is ongehuwd.

- I'm married to Laurie.
- I'm married to Lori.

Ik ben getrouwd met Lori.

- Tom married Mary.
- Tom got married to Mary.

Tom trouwde met Maria.

- She married him.
- She got married to him.

- Ze is met hem getrouwd.
- Ze trouwde hem.

- She's getting married soon.
- He's getting married soon.

Hij zal weldra trouwen.

- I'm married.
- I am married.
- I'm already hitched!

- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.

She married young.

Ze trouwde jong.

She isn't married.

Ze is niet getrouwd.

Is she married?

Is zij getrouwd?

He married Ann.

Hij trouwde met Ann.

They got married.

Ze zijn getrouwd.

Are you married?

Ben je getrouwd?

She married him.

- Ze is met hem getrouwd.
- Ze trouwde hem.

He's already married.

Hij is al getrouwd.

She never married.

Ze is nooit getrouwd.

Is Tom married?

Is Tom getrouwd?

Let's get married!

Laten we trouwen!

We got married.

- We zijn getrouwd.
- Wij zijn getrouwd.

They were married.

Ze waren al getrouwd.

I was married.

Ik was getrouwd.

He never married.

Hij is nooit getrouwd.

Tom married Mary.

Tom trouwde met Maria.

He isn't married.

Hij is niet getrouwd.

I'm not married.

- Ik ben niet getrouwd.
- Ik ben ongehuwd.

I'm getting married.

Ik ga trouwen.

Let's get married.

Laten we trouwen.

We're married men.

Wij zijn getrouwde mannen.

- I'm not married yet.
- I am not married yet.

Ik ben nog niet getrouwd.

- You know I'm married.
- You know that I'm married.

- Je weet dat ik getrouwd ben.
- Je weet dat ik gehuwd ben.
- U weet dat ik getrouwd ben.
- U weet dat ik gehuwd ben.

- He married an air hostess.
- He married a stewardess.

Hij trouwde met een stewardess.

- Did you ever get married?
- Were you ever married?

Ben je ooit getrouwd?

- You're not married, are you?
- You aren't married, are you?

Je bent niet getrouwd, of wel?

- I got married 8 years ago.
- I married eight years ago.
- I got married eight years ago.

Ik ben acht jaar geleden getrouwd.

He married my sister.

Hij trouwde met mijn zus.

He married for money.

Hij is getrouwd voor het geld.

He married a stewardess.

Hij trouwde met een stewardess.

Am I still married?

- Ben ik nog getrouwd?
- Ben ik nog steeds getrouwd?

She married a musician.

Ze is getrouwd met een muzikant.

They married in secret.

- Ze zijn in het geheim getrouwd.
- Ze trouwden in het geheim.

Yes, I am married.

Ja, ik ben getrouwd.

Are you still married?

- Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je nog altijd gehuwd?

Larry Ewing is married.

Larry Ewing is getrouwd.

Were you ever married?

Ben je ooit getrouwd?

I married a Canadian.

Ik trouwde met een Canadees.

He's getting married soon.

Hij zal weldra trouwen.