Examples of using "Depressed" in a sentence and their dutch translations:
Hij is depressief.
Tom werd depressief.
Ik ben depressief.
Zij is depressief.
- Ik voel me vaak depressief.
- Ik voel me vaak lusteloos.
- Ik voel me vaak gedeprimeerd.
- Tom lijkt depressief.
- Tom lijkt gedeprimeerd.
- Ze was depressief.
- Ze was gedeprimeerd.
- Tom was depressief.
- Tom was gedeprimeerd.
Ik voel me terneergeslagen.
- Tom is depressief.
- Tom is gedeprimeerd.
- Ben je depressief?
- Ben je depri?
- Ben je gedeprimeerd?
Hij is depressief.
- Tom werd depressief.
- Tom raakte depressief.
- Tom is depressief geworden.
Tom werd depressief.
Hij is zeer depressief.
- Ik voel me vaak depressief.
- Ik voel me vaak lusteloos.
Ik ben niet meer depressief.
Tom zou depressief kunnen zijn.
Hij is depressief.
- Tom lijkt teleurgesteld.
- Tom lijkt ontgoocheld.
Heb je je de laatste tijd depressief gevoeld?
Je hond is misschien heel depressief.
Ik voel me terneergeslagen.
- Ik weet dat Tom en Mary gedeprimeerd zijn.
- Ik weet dat Tom en Mary depressief zijn.
Als het alleen om het winnen ging, waren we nu depressief.
We hadden de kat op een veganistisch dieet gezet. Ze werd klinisch depressief en stierf.
- Hebt u zich ooit gedurende 14 opeenvolgende dagen het grootste deel van de dag depressief gevoeld?
- Heb je je ooit gedurende 14 opeenvolgende dagen het grootste deel van de dag depressief gevoeld?