Examples of using "Cannot" in a sentence and their dutch translations:
Wie niet kan vragen, kan niet leven.
Je kan niet verliezen.
Alison kan niet koken.
Dit kan zo niet verder.
want we hebben geen controle
Ik kan het niet verdragen.
Dat kan niet waar zijn.
Ik moet lachen.
Ik kan het me niet voorstellen.
Je kan hem niet vertrouwen.
Men kan niet alles weten.
Hij kan het zich niet veroorloven.
Ik kan hem niet optillen.
Ik kan niet alles weten.
- Cheeta's kunnen niet in bomen klimmen.
- Jachtluipaarden kunnen niet in bomen klimmen.
Ik kan nu niet bidden.
Ik kan hen niet verslaan.
- Ik kan je niet helpen.
- Ik kan jullie niet helpen.
Personen onder de achttien jaar mogen niet trouwen.
Kunstmatige intelligentie kan niet tegen natuurlijke dwaasheid op.
- Men kan niet alles weten.
- Ik kan niet alles weten.
Je snapt het niet. Dat kan niet.
We kunnen niet in eenzaamheid leven.
Dit kan niet volledig genezen worden.
Dichters kunnen niet leven zonder liefde.
Hij is niet betrouwbaar.
Ik kan niets anders doen.
Ik kan deze steen niet oppakken.
Mensen kunnen niet leven zonder lucht.
We kunnen niet leven zonder lucht.
Ik kan deze hitte niet verdragen.
Ik kan niet begrijpen wat er is gebeurd.
Ik kan niet instemmen met dit plan.
Ik kan luidruchtige kinderen niet verdragen.
Je kunt zo niet weggaan.
Mijn zoon kan nog niet tellen.
Ik kan je gedrag niet goedkeuren.
Deze gegevens zijn niet te programmeren.
Zonder bril kan ik niet lezen.
Ik kan het niet meer uithouden.
Neen, dat kan niet waar zijn.
Ik kan geen bus besturen.
Ik kan mijn gevoelens niet met woorden uitdrukken.
- Ik kan deze pijn niet verdragen.
- Ik kan niet tegen deze pijn.
Ik kan geen melkchocolade eten.
Ik spreek niet goed Mandarijns.
Dit artikel kan niet geruild worden.
De draak kan niet verslagen worden.
De draak kan niet worden gedood.
Mijn kat kan geen Latijn lezen.
Ik kan niet leven zonder mayonaise.
Ik kan je onmogelijk helpen.
kunnen zich dus niet buiten de geest bevinden."
Hun illusies bereiken iets dat technologie niet kan.
Maar deze houding kunnen we ons niet permitteren,
Wij kunnen het niet alleen.
Spijtig genoeg kan ik niet akkoord gaan met jou.
Ik kan niet akkoord gaan met uw voorstel.
Ik kan u niet te veel danken.
Nancy kon niet hebben gelogen.
Zijn potentiƫle invloed kan niet overschat worden.
Liefde en hoest kan men niet verbergen.
Ze kan hier zo vroeg niet zijn.
Hij kan niet lopen, laat staan rennen.
Een dier kan waar en vals niet onderscheiden.
Dat kunnen zelfs slimme kinderen niet begrijpen.
Hij kan niet zwemmen.
Ik kan het voorstel helemaal niet steunen.
Wat geschreven is, kan niet worden teniet gedaan.
Hij kan niet ouder dan ik zijn.
Je kan niet verliezen.
Tom kan niet rijden.
Ik kan niet zonder stok lopen.
Ik kan niet fluiten.