Examples of using "Buys" in a sentence and their dutch translations:
Hij koopt kleding.
Ze koopt brood.
Hij koopt geneesmiddelen.
Hij koopt brood.
Hij koopt sigaretten.
Ze koopt sigaretten.
Ze koopt een computer.
De jongen koopt een hond.
Iedere toeschouwer koopt een kaartje.
Tom koopt en verkoopt auto's.
Wie koopt dit soort kunst?
Ze koopt alleen tweedehands kleding.
- Tom koopt alleen eieren van scharrelkippen.
- Tom koopt alleen scharreleieren.
Ze koopt brood.
Hij koopt de tabak op de zwarte markt.
Toms moeder koopt nog zijn kleren.
Moeder koopt elke woensdag een grote lap varkensvlees bij de slager.
De man is prachtige rozen voor zijn vrouw aan het kopen.