Examples of using "Cigarettes" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb sigaretten nodig.
Ik rook sigaretten.
Koffie en sigaretten.
Sami heeft een hekel aan sigaretten.
Hij koopt sigaretten.
Ze koopt sigaretten.
Waar zijn mijn sigaretten?
Doof jullie sigaretten!
Mijn vader is gestopt met roken.
Ze rookt twintig sigaretten per dag.
Ik rol mijn eigen sigaretten.
Rookt u?
Simina geeft veel geld uit aan sigaretten.
Mijn vader stopte met roken.
Tom rookte minstens twee pakjes sigaretten.
op hetzelfde risiconiveau als sigaretten en asbest.
Hij legde een pakje sigaretten op de tafel.
Tom vertelde Mary om wat koffie en sigaretten te kopen.
- Hoeveel pakjes sigaretten rookt u dagelijks?
- Hoeveel pakjes sigaretten rook je dagelijks?
Veel sigaretten roken en veel alcohol drinken is gevaarlijk.
- Tom denkt dat het veiliger is elektronische sigaretten te roken dan de klassieke, maar Maria is daar niet zo zeker van.
- Tom denkt dat dampen veiliger is dan roken, maar Maria is daar niet zo zeker van.
Mijn vader is gestopt met roken.
We verkopen geen alcoholische dranken noch sigaretten aan personen onder de achttien jaar.
- Mijn vader is gestopt met roken.
- Mijn vader stopte met roken.
Je moet met roken stoppen.